3.3. Buitenaards leven en toeval
Vermits RNA nog geen DNA is, enkel de via regia naar DNA, en vermits DNA staat voor leven, kan men RNA beschouwen als potentieel leven, als in opbouw zijnde leven. Een aantal erg complexe chemische en nog niet verhelderde reacties die nodig zijn om instabiel RNA om te zetten in stabiel DNA wordt begunstigd als er naast water ook zulke elementen aanwezig zijn als (geoxydeerd) molybdenum, boron en zuurstof. Van de aarde weten we dat die, net als alle planeten van ons zonnestelsel, 4,54 miljard jaar oud is en dat de oudst vastgestelde levensvormen op aarde, teruggevonden in het zirkoonrijke rotsgesteente van Jack Hills in West-Australië, 4,1 miljard jaar oud (Bell & Co, 2015) . Ze ontstonden toen er nagenoeg geen zuurstof op aarde was, toen het hele aardoppervlak nog bedekt was met dampend water en toen de oceanen 4,04 miljard jaar geleden nog moesten worden gevormd. Sterk zuurstof verrijkt molybdenum kon tijdens de 400 miljoen eerste jaren van het bestaan van de aarde niet voorkomen omdat er onvoldoende zuurstof was. Ook was boron er toen nog niet te vinden omdat dit enkel voorkomt op droge plaatsen die er toen nog niet te vinden waren. De omstandigheden voor de creatie van RNA waren tijdens de 400 eerste jaren van het bestaan van de planeten in het zonnestelsel waren veel gunstiger op de tweede kleinste planeet, minstens 55,8 miljoen kilometer van de aarde verwijderd, op Mars. Daar was toen nog voldoende zuurstof aanwezig en bestonden er al droge plekken zodat zuurstof verrijkt molybdenum en boron er voorradig waren Dat betekent nog dat de eerste bouwstenen voor het leven – RNA moleculestrengen – er in elk geval makkelijker voorradig waren dan op aarde. Een soortgelijke situatie heeft mogelijks ook bestaan op de maan Titaan van Saturnus en op de maan Europa van Jupiter – iets wat zou kunnen worden onderzocht door een methode aangegeven door Lebreton en Matson (2002: 70-72). Het is dus niet uitgesloten dat, voor er een aanzet tot leven via RNA op aarde ontstond, eerder al een soortgelijke aanzet op Mars ontstond.
Die gedachte werd in elk geval verdedigd door de biochemicus Steven A. Benner van het Westminster Institute for Science and Technology uit Florida op de jaarlijkse Goldsmith Conferentie van 28 en 29 augustus 2013 (Mike Wall, Carl Zimmer en Richard Webb , al 2013). Hij sloot niet uit dat er eerder een voorloper van leven (RNA) was op Mars dan op aarde. Ook niet dat aards leven het gevolg was van meteorieten van Mars die insloegen op aarde, waarmee de panspermia theorie weer naar boven was gehaald. Niet toevallig was dit nadat medewerkers van de NASA op aarde meteorieten (afkomstig van Mars) hadden gevonden waarin zulke stikstofhoudende bouwstenen van adenine en guanine voor RNA en andere organische moleculen werden gevonden (Michael P. Callaghan en Bill Steigerwald, allebei 2011). Het was in elk geval een eerste overtuigend empirisch bewijs dat er op zijn minst een buitenaardse aanzet tot leven bestaat of heeft bestaan.
Zegt Benner (Wall, 2013): "It’s only when molybdenum becomes highly oxidized that it is able to influence how early life formed,. This form of molybdenum couldn’t have been available on Earth at the time life first began, because 4 billion years ago, the surface of the Earth had very little oxygen, but Mars did. It’s yet another piece of evidence which makes it more likely life came to Earth on a Martian meteorite, rather than starting on this planet. Organic compounds are the building blocks of life, but they need a little help to make things happen. Simply adding energy such as heat or light turns a soup of organic molecules into a tarlike substance.. That's where oxidized molybdenum comes in. Inserting it or boron, another element, into the mix would help organics make the leap to life. Analysis of a Martian meteorite recently showed that there was boron on Mars; we now believe that the oxidized form of molybdenum was there, too. Another point in Mars' favor is the likelihood that the early Earth was completely covered by water while the ancient Red Planet had substantial dry areas.. All of this liquid would have made it difficult for boron, which is currently found only in extremely dry places, to form in high enough concentrations on Earth when life was first evolving.”
In 2015 vonden astronomen van het Nils Bohr Instituut van de Universiteit van Stockholm een nieuw betrouwbaar bewijs voor mogelijk RNA van buitenaardse oorsprong op de jonge protoster IRAS 16293-2422, die 400 lichtjaar van de aarde verwijderd is, sporen van glycolaldehyde (Ker Than, 2012). Dat is een suikerfosfaat zoals men aantreft in de ruggengraat van RNA en DNA. Ook dat wijst minstens op een aanzet tot leven in de ruimte. Eenzelfde glycolaldehyde werd volgens de Zweedse sterrenkundige Jes Jørgensen ook aangetroffen in een gaswolk in het midden van ons Melkwegstelsel, maar nu wel op 26.000 lichtjaar van de aarde. Dat is op zijn minst een aanwijzing dat, zo er in het universum, buiten ons zonnestelsel, al RNA wordt aangemaakt, het in een vroeg ontstaansstadium van hemellichamen voorkomt. In maart 2015 slaagden onderzoekers van de NASA er voor het eerst in geslaagd de bouwstenen voor RNA en DNA aan te maken zoals die in het buitenaardse universum in jonge protosterren of gasnevels kunnen ontstaan, inclusief de suikerfosfaatbruggen en de stikstof houdende bouwstenen met inbegrip van cytosine, uracil (in RNA) of thymine (in DNA) (R. Marlaire, 2015
Empirisch onderzoek toonde ondubbelzinnig aan dat het op zijn minst mogelijk is dat in het heelal leven kan ontstaan: de nodige bouwstenen daarvoor worden al in een vroege fase van het ontstaan van hemellichamen – bouwstenen van de RNA-moleculeketen! – op bepaalde plaatsen, respectievelijk op 55,7 miljoen kilometer (Mars), op 400 lichtjaar (protoster IRAS 16293-2422) en op 26.000 lichtjaar (gaswolk in het midden van het Melkwegstelsel) van de aarde waargenomen. Alles laat vermoeden dat naarmate de ruimtevaart vordert en de telescopen steeds krachtiger zullen worden er nog veel meer waarnemingen zullen volgen (vrijwel zeker op de manen Titaan en Europa). Maar hoe komt het dan dat we nergens anders dan op aarde aanwijzingen vinden voor meer dan alleen een aanzet tot levende materie?
Om een antwoord op die vraag te vinden moet men er terdege rekening mee houden dat het 3,5 miljard jaar heeft geduurd (van microscopisch cellulair leven 4,1 miljard jaar geleden, ten tijde van het Precambrium, tot 630 miljoen jaar geleden, ten tijde van het Ediacarium) alvorens complex meercellig leven ontstond: zeewormen. Gedurende 2,3 miljard jaar bestond er enkel microscopisch leven, in zeewater of ondergronds. Pas 1,2 miljard jaar geleden ontstonden onder zee zulke meercellige Eukaryoten als algen. Al die tijd ervoor bestond niets anders dan niet-cellulair leven van virussen, dan ééncellig leven van Prokaryoten (Eubacteria en Arcaebacteria) en niet-complex meercellig leven van de eerste Eukaryoten. Daarna moeten we nog 570 miljoen jaar wachten alvorens bovengronds complexe meercellige Eukaryoten ontstaan: de landplanten. Het eerste bovengronds dierlijk leven is niet ouder dan 542 miljoen jaar. Wel nam het complexe meervoudig cellulair leven daarna relatief snel toe met de opkomst van de dinosauriërs ongeveer 230 miljoen jaar geleden. De eerste zoogdieren verschenen pas 65 miljoen jaar geleden (muizen). Op de eerste mens, de ondertussen uitgestorven homo ergaster, een voorloper van de homo erectus, maar al een aapachtige die werktuigen maakte, dus al een homo faber, verschijnt ten vroegste tijdens het Vroeg Pleistoceen, 1,9 miljoen jaar geleden . De mens is niet meer dan het laatste modesnufje uit de evolutieleer. Inderdaad, als we het heelal voorstellen als een oude man van 100 jaar, dan is de mens amper een boorling van 5 dagen. De grootste dummies onder de dummies zijn de creationisten: tegen alle empirische evidentie in houden zij staande dat het heelal pas 6000 jaar geleden door god werd geschapen en ze schrikken zich een aap als je hen vertelt dat de mens afstamt van de aap. De apenkammers, die de creationisten zijn, vallen op zijn minst dood als je hen vertelt dat de mens als vroegste voorouder de …bacterie heeft.
Maar terug naar de vraag hoe het komt dat, voor zover we weten, nergens in het heelal waargenomen RNA evolueerde tot enkel nog maar bacteriën? De reden hiervoor is allicht dat de vindplaatsen die van jonge protosterren en gasnevels zijn die veel later zijn ontstaan dan de aarde. Zo er al leven bestaat moet het moeilijk waarneembaar microscopisch leven zijn. Maar wat gedaan met Mars dat even oud als de aarde is en waar de eerste bouwstenen voor RNA mogelijks ouder zijn dan de aardse? Ooit had Mars een dikke atmosfeer en een magnetisch veld, maar beiden zijn er snel verdwenen. In tegenstelling tot de aarde heeft Mars geen ozonlaag die het beschermt tegen inslaande meteorieten en een zo dun geworden atmosfeer dat het niet langer wordt beschermd tegen zonnewinden. Zo er al een aanzet tot vorming van RNA was, als vastgesteld op de Marsmeteoriet ALH84001, kon de zeer instabiele RNA er zich niet omzetten in DNA en is er nu geen leven meer op Mars.
De bewering van de theïsten dat dat leven noch noodwendig, noch bij toeval ontstond, maar wel als een ontwerp, en dat de ontwerper onmogelijk iemand anders dan god kan zijn, wordt zowel door de waarnemingen in de ruimte als door die van de biogenetica krachtig tegengesproken. Als god al de ontwerper van het heelal was moest hij dit doen in 10-42 seconde Plancktijd, maar waarom had die vliegensvlugge schepper dan minstens twee miljard jaar tijd nodig om uit dode materie levende materie te maken? En waarom lukte het die ontwerper dan nergens anders dan op aarde om in die twee miljard jaar tijd leven te doen ontstaan? Trouwens wat voor kluns was die ontwerper als hij de aanzet tot leven op Mars niet eens beschermde en toeliet dat de ozon en het magnetisch veld er weer verdween. En wat voor prutser was hij als hij eerst de dinosaurus tot leven wekt om daarna wat te spelen met inslaande hemellichamen die hem weer deden verdwijnen? Met wat we weten over de omzetting van instabiele RNA moleculeketens tot stabiele dubbele schroefvorminge DNA moleculeketens weten we ook dat er veel geluk (toeval) mee gemoeid is opdat de omzetting van RNA in DNA ergens in het heelal zou slagen. De Amerikaanse moleculaire bioloog Steven A. Benner (2006: 17-18) heeft het niet voor niets over “chance and necessity in early life”.
(Uittreksel uit mijn artikel over het bestaan van god dat NIEMAND wenste te lezen)
0 Reacties