Hij zou op vrijdag al zijn geland. Wie is hij? Hij is Koen Geens, minister van FinanciĆ«n. Waarmee wilde hij landen? Met zijn nieuwe bankenwet, nu nog een wetsontwerp dat zowel bij socialisten als (pseudo)liberalen onder vuur ligt. Dat onze minister van FinanciĆ«n aan een strengere bankenwet denkt is uiteraard niet toevallig. Zowat alle financiĆ«le economen vrezen zeer terecht dat de banken van de eurozone om meerdere redenen in een nieuwe bankencrisis terecht zullen komen. Vooreerst zijn de Europese banken te groot geworden: binnen de eurozone is hun omzet 3,41 keer zo groot als het bruto binnenlands product van de hele eurozone. Vervolgens zijn die banken zwaar ondergekapitaliseerd: het eigen vermogen is amper 1.859,7 miljard euro tegenover een passief van 32.772 miljard euro en bij een totaal aan 2.400 mijard dubieuze leningen; of nog: het kapitaal van de banken van de eurozone is nog niet eens voldoende om de dubieuze leningen af te schrijven. Verder loopt het hele monetair systeem spaak door de schier onbedreigde en ongecontroleerde geldschepping van de banken waarbij de reservedekkingscoĆ«fficiĆ«nt veel te laag is waardoor de kredietmogelijkheden van banken buitenissig zijn. Ten slotte heeft Europa, na de opheffing van de Glass-Steagall Act in de Verenigde Staten, in zijn concurrentiestrijd met de Amerikaanse banken, de waterdichte scheiding tussen spaarbanken en investeringsbanken prijsgegeven waardoor banken, gedreven door greed en onverantwoord hoge bonussen voor bankiers een groot deel van de spaardeposito’s van burgers zijn gaan gebruiken voor pure speculatie in de bekende stijl van het huidige casinokapitalisme.
Het loont dus de moeite om te analyseren in hoeverre de voorgenomen bankenwet van minister Geens al dan niet een dam opwerpt tegen de nakende bankencrisis. Voor een klein land als BelgiĆ« dat zich geen raad wist en weet met de naweeĆ«n van de Dexia-affaire ware een nieuwe bankencrisis een regelrechte ramp: na de quasi totale uitverkoop van het vroegere Dexia imperium zit de restbank Dexia, die werd afgescheiden van de Belfius bank, nog altijd op 247,2 miljard euro gewone schulden en op meer dan 400 miljard notionele schulden. Moest Dexia in faling gaan dan moet de Belgische staat onmiddellijk 44,6 miljard euro ophoesten, wat meer is dan de helft van het totale actief van de Belgische staat van 82,4 miljard euro (procentueel het laagste in Europa vermits het nog geen 21 % bedraagt van het Belgische BBP). Een failliet van Dexia (nu Belfius) betekent inderdaad het failliet van BelgiĆ« tout court. We mogen ervan uitgaan dat minister Geens deze naakte cijfers uit het hoofd kent, dus dat hij zijn gehele kundigheid in de schaal zal werpen om een dergelijke ramp te vermijden op het eigenste ogenblik dat de traditionele partijen – daarbij welwillend geholpen door de kritiekloze nationale zender – elkaar electoraal de loef afsteken door de burger voor te liegen hoe ongelofelijk goed het in crisistijd gaat met de Belgische economie.
(1) Wie gehoopt had dat Koen Geens terug een strikte scheiding zou invoeren tussen spaarbanken en investeringsbanken is eraan voor de moeite. Wat hij voorstelt is noch mossel, noch vis. Zo wil Geens de tradingsactiviteiten van de banken beperken tot 2,5 % van hun eigen vermogen. Willen ze meer doen, dan moet dit gebeuren door afzonderlijke vennootschappen. Houdt men er rekening mee dat Belgische banken tussen 40 en 60 % van de spaardeposito’s gebruiken voor speculatie, en dat daarbij gejaagd wordt op hefboomfondsen met een leverage van 20 of meer, dan betekent dit dat bij foute speculatie toch nog de helft van het reeds zo krappe kapitaal in rook kan opgaan (2.5 % x 20 = 50 %). Kortom, Geens roept het casinokapitalisme dat verantwoordelijk was voor de ellende met Fortis en de voormalige Dexia bank in het geheel geen halt toe. Wel intendeel brengt hij banken die zich specialiseren als investeringsbanken in grote problemen. Een bank als KBC zou hooguit nog voor 300 miljoen euro kunnen inzetten. Er had een compleet ander voorstel op tafel moeten komen, Ć©Ć©n waarbij banken moesten worden gesplitst in twee afzonderlijke delen, elk met gescheiden eigen vermogen, een spaarbank die geen risico’s mag nemen met het spaargeld van burgers en een investeringsbank die enkel mag werken met de inleg van zuivere speculanten (gokkers met play money). Zo had men destijds de spaarbank Bank van Brussel en de investeringsbank Brufina, had men de spaarbank Banque de SociĆ©tĆ© GĆ©nerale en de investeringsmaatschappij SociĆ©tĆ© GĆ©nĆ©rale. Met het voorstel dat Geens uit zijn hoge goed tovert brengt hij de investeringsafdelingen in moeilijkheden (omdat ze niet meer zullen kunnen concurreren met buitenlandse banken) en zorgt hij geenszins voor een waterdichte bescherming van de spaargelden van burgers. Geens zocht naar een onmogelijk compromis en moet niet verwonderd zijn dat zowel socialisten als (pseudo)liberalen dit zullen afschieten. Socialisten zullen de 2,5 % veel te hoog vinden, (pseudo)liberalen zullen de 2,5 % veel te laag vinden. Met zulke halfslachtige maatregelen houdt men een internationale bankencrisis hoegenaamd niet buiten de deur.
(2) Ook inzake bonussen is het plan-Geens noch mossel noch vis. Zo stelt hij voor de bonussen van bankiers en/of traders te beperken tot 50 % van hun vast salaris (waar Europa het op 100 % houdt). De socialisten in de regering vinden dit nog veel te veel en willen hooguit tot 30 % gaan. Als men beseft hoe dun gezaaid succesvolle bankiers en traders zijn dan is de voorgestelde maatregel er alleen goed voor dat de meest bekwame elementen voor buitenlandse banken gaan werken. Realiseren politici zich wel dat meer dan de helft van onze bekwame traders voor zijn veertigste al een hartinfarct heeft gehad? Het kan toch veel eenvoudiger. Laat bankiers en traders zich met hun ganse bezit garant stellen voor fouten en keer de bonussen slechts na drie jaar wachten uit, nadat voldoende gebleken is dat de genomen beslissingen effectief hebben bijgedragen tot een hoger rendement van klanten en aandeelhouders. De enige positieve kant ter zake in het voorstel van Geens is dat bankiers en traders van banken die nog steeds aan het infuus van de overheid hangen van geen bonussen mogen genieten.
(3) De bescherming van het spaargeld in het plan-Geens is doodgewoon kolderesk. Afkomen met het sprookje dat alle spaarrekeningen voor minstens 100.000 euro zijn gegarandeerd is uiteraard een lachertje. Hoe zou de Belgische staat zoiets kunnen met een eigen actief van amper 82,4 miljard euro terwijl er voor minstens 247 miljard euro op spaarboekjes staat. Het is niet meer dan een zoethoudertje. En dat is het in heel de eurozone. Het totaal van alle spaardeposito’s is er 7.116 miljard euro terwijl het totale overheidsinkomen van alle eurolanden in 2012 amper 4.438,1 miljard euro is. Zelfs indien de overheden van de eurozone een jaar lang geen cent meer zouden uitgeven zouden ze nog steeds niet alle spaargelden kunnen garanderen. Maar de grootheidswaanzin van de EU gaat nog veel verder. Ook de zicht- en termijnrekeningen van klanten bij banken zijn zogezegd gewaarborgd. Het totaal van alle deposito’s van klanten bij banken in de eurozone beloopt 16.937,0 miljard euro , dat is 1,76 keer meer dan het BBP van de hele eurozone. In BelgiĆ« bedroeg het totaal van alle bankdeposito’s eind 2012 622,3 miljard, dat is bijna acht keer het complete eigen vermogen van de Belgische staat. Dus vergeet de zogezegde staatswaarborg van het spaargeld maar snel. Het is een fabel. Het voorstel dat banken activa opzij moeten zetten als onderpand voor het spaargeld is hooguit een natte masturbatiedroom van Geens en de zijnen. Welke activa? Hierbij doet Geens, in de rug gezeten door de socialisten, alsof de banken overgekapitaliseerd zijn, terwijl ze verdomd nog niet eens in staat zijn hun dubieuze leningen af te schrijven. Helemaal een klucht is de “geruststelling” dat spaarders bij een failissement van hun bank een voorrecht krijgen op de activa. Maar als dat spaargeld al zo veilig gewaarborgd was, waarom moest Geens dit er dan nog aan toevoegen. Of geeft hij hier in bedekte termen toe dat de waarborgen gebakken lucht zijn?
(4) De hervorming van de spaarfiscaliteit is zogezegd bedoeld om het sparen op spaarboekjes af te remmen en het beleggen in aandelen en obligaties te stimuleren. Als je daarbij een piepklein worteltje van 1.880 euro fiscale vrijstelling voor de neus van de spaarder hangt dan weet een klein kind dat die maatregel nauwelijks iets zal uithalen. Wat hetzelfde klein kind wel weet is dat het een middel is om een kadaster van roerend vermogen aan te leggen, hoezeer Geens die bedoeling ook moge ontkennen. Zijn foefje dat hij de spaarders vrije keuze laat hun vermogen op Ć lle spaarboekjes al dan niet aan te geven is een ander hoofdstuk kolder in het hele plan. Zie hierover mijn recente bijdrage van 15.12.2013 in de rubriek “Heet van de Naald”. Geens effent hier wel het pad voor Christine Lagarde en het IMF die steeds meer hardop dromen van een aanslag op 10 % van de spaargelden op spaarboekjes (zie artikel hieronder).
(5) Enige poging om banken kleiner te maken – een absolute noodzaak als men zich wil wapenen tegen de op til staande Europese bankencrisis – is in het plan-Geens met geen vergrootglas te bespeuren. Dat had natuurlijk gekund indien Geens de guts had gehad banken te verplichten tot een tweedeling met aan de ene zijde een spaarbank met eigen vermogen en aan de andere zijde een investeringsbank met eigen vermogen.
(6) Ook met geen vergrootglas te bespeuren in het plan-Geens is een inspanning om ondergekapitaliseerde banken te verplichten een groter eigen vermogen aan te leggen. Dat zou op zijn minst hebben gekund door van banken te eisen dat ze minstens driekwart van de gerealiseerde winsten na belastingen zouden hebben gereserveerd in plaats van dividend uit te keren (en dit ook vol te houden tot het eigen vermogen, inclusief reserves, 20 % van de omzet bedraagt). Hiervoor waren veel groter ballen vereist dan de twee onogelijke kersenpitjes die Geens in een poging tot striptease nu tentoon stelt. Het plan-Geens is in het geheel geen bescherming tegen een nakende Europese bankencrisis. Het is nog minder dan het herschilderen van een doorroeste schuit. Maar wie had van een figuur als Geens – een simpele jurist zonder de geringste opleiding in financiĆ«le economie – zoiets verwacht. Bij het benoemen van een minister van FinanciĆ«n gaat men in BelgiĆ« inderdaad tewerk als zou de directeur van een ziekenhuis een keurslager aanstellen tot hoofd van de afdeling chirurgie. In dit bananenkoninkrijk kan het inderdaad allemaal. Het enige wat werd opgenomen in het plan-Geens is dat geen financiĆ«le instellingen nog langer een fusie mogen aangaan zonder goedkeuring van de toezichthouder van de Nationale Bank. Als men echter weet hoe fantasmagorisch dat toezicht is, dan stelt deze maatregel nauwelijks iets voor.
(7) In de huidige fase van electorale mooipraterij krijgen we vrijwel dagelijks te horen hoe goed ons land het tijdens de huidige crisis doet, zeker in vergelijking met andere Europese landen. Hoezeer dit een vreselijke leugen is kan worden aangetoond met amper drie cijfers, afkomstig van het IMF en de Wereld Bank. Tussen 2007 en eind 2013 steeg de bruto staatsschuld (de publieke schuld) met gemiddeld 2,96 % per jaar (een gemiddelde dat berekend werd volgens de formule van de samengestelde interest) om iets meer dan 100 % van het BBP te bereiken. Tijdens dezelfde periode steeg de private schuld in ons land met gemiddeld 3,04 % per jaar. Bekeken vanuit het standpunt van de banken, meer bepaald vanuit het risico dat banken lopen om hun toegestane krediet niet terugbetaald te zien, hoeft dit niet noodzakelijk dramatisch te zijn als het actief ongeveer even snel stijgt als de schulden. En pas dan komt de aap uit de mouw en blijkt hoe eindeloos zwak Belgiƫ presteert in vergelijking met de meeste andere Europese landen. Inderdaad tussen 2007 en 2013 steeg het actief dat tegenover die toegenomen schulden staat maar met een jaarlijks gemiddelde van 0,34 %. Uit deze drie cijfers blijkt overduidelijk hoezeer wij sinds de vorige bankencrisis onze economische groei financieren met schulden, waarbij het risico voor de banken oploopt omdat de schulden tien keer sneller stijgen dan het actief. Wil dit land uit de persisterende structurele crisis geraken dan moeten de excessieve schulden bij een artificieel lage rente zo snel mogelijk worden gestopt. Van een bekwaam minister van Financiƫn verwacht men dus heel wat anders dan van de mug die Koen Geens als minister van Financiƫn slechts is. Dan moet er dringend paal en perk worden gesteld aan de voortdurende geldcreatie van de private banken.
Het meest probate middel daartoe is drastisch in te grijpen in de aan de banken opgelegde kasreservecoĆ«fficiĆ«nt (synoniem= liquiditeitsquote), dat is de hoeveelheid bankbiljetten (chartaal geld) die de banken in kas moeten houden om aan hun kortlopende verplichtingen te voldoen. Bij een kasreservecoĆ«fficiĆ«nt van 10 % moet een bank dan 100 euro in kas aanhouden bij elke storting van 1.000 euro. Verhoogt men de kasreservecoĆ«fficiĆ«nt van 10 naar 20 % dan moet een bank 200 euro in kas houden bij elke storting van 1.000 euro. Hoe groter de kasreservecoĆ«fficiĆ«nt hoe kleiner de kredietmultiplicator zal zijn en hoe bescheidener de geldcreatie door de private banken. De kredietmultiplicator is het getal waarmee een initieel krediet moet worden vermenigvuldigd om de totale mogelijke kredietschepping te bekomen. De kredietmultiplicator is immers het getal 1 minus de inverse van de kasreservecoĆ«fficiĆ«nt. Is deze laatste 10 % (dus 0,1) dan kan een storting van 1,000 euro aanleiding geven tot maximum 9,000 euro kredieten [1.000 x (1 – 1/0,1) = 9.000]. Is de kasreservecoĆ«fficiĆ«nt 20 % dan zakt de maximale geldcreatie al naar 4.000 euro. Het drama is dat zowat de gehele Europese economie in hetzelfde bedje ziek is en dat de ECB het vertikt de nodige maatregelen te treffen om de execessieve geldcreatie door private banken aan banden te leggen. Maar zelfs idien ze het deed zou BelgiĆ«, dat zieker is dan de meeste Europese landen, de kasreservecoĆ«fficiĆ«nt veel hoger moeten optrekken dan het Europese gemiddelde.
Van een minister van FinanciĆ«n, een simpele duif die van financiĆ«le economie amper het verstand heeft van een mug, moest men met zijn bankenwet zeker geen grote dingen verwachten. Maar dat het zo’n demonstratie van onmacht zou zijn had allicht niemand verwacht. Koen Geens kon zijn incompetentie (al is “intellectuele impotentie” hier beter op zijn plaats) niet beter illustreren dan met zijn draak van een bankenwet. Ook na de goedkeuring van het wetsontwerp – wat beslist niet van een leien dakje zal lopen – zullen de Belgische banken nog steeds even kwetsbaar blijven bij een Europese tweede bankencrisis als voorheen. Aan een kwalitatieve vermindering van de risico’s werd in werkelijkheid niets gedaan.
0 Reacties