GEEF EENS EEN ORIGINEEL EINDEJADARSCADEAU

In mijn computer zitten talrijke boeken die ik nimmer aan een uitgever heb laten zien, daartussen een merkwaardige roman: "Een nobele hoer uit Winterswijk". Het is het verhaal van de onwettige dochter van een Gelderse textielbaron die bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in Duitsland zat en niet naar huis terug kon. Tijdens de oorlog belandt ze in de Berlijnse bohême waar ze verliefd wordt op de Duitse schrijver Franz Jung die inmiddels al voor de tweede keer gehuwd is. Ze zal zich later verhangen aan een straatlantaarn rechtover zijn woning. Het verhaal is gebaseerd op autentieke feiten en sleept je mee in een wereld van uitspattingen.

Zie hier het begin van het boek; een originele brief die ze verstuurde naar een jeugdvriendje uit Winterswijk; "4 mei 1915 – Ach, lieve Joshua, geef jij het dan nooit op? Hoelang nog blijf je mij achternalopen? Je weet toch dat ik niet meer terug wil naar Winterswijk. Nu ik na Parijs (twee jaar geleden) ook Berlijn heb gezien, wil ik inderdaad niet meer leven in een dorp als Winterswijk. Je schrijft dat ik zo helemaal anders ben dat de Gelderse meisjes. Natuurlijk ben ik anders. Jij schijnt te vergeten dat ik de enige uit het dorp ben die in Haarlem HBS heb gelopen. Zeg mij, wie van de meisjes uit het dorp heeft meer dan de lagere school afgemaakt? Goed, zij kunnen koken, zij kunnen naaien, zij kunnen het huis netjes houden. Ik niet. Trouwens waarom zou ik? Heeft mijn vader niet gezorgd voor het nodige huispersoneel? Draag ik – eens buiten Winterswijk – niet de meest modieuze toiletten van de beste couturiers uit Parijs? Zelfs Cléo, mijn Parijse vriendin, heeft er mij om geroemd. En waarvan, mijn lieve Joshua, zou jij dit beta-len? Jij – een heuse Van Gendt – die bij Van Gend & Loos prompt aan de deur werd gezet, jij die maar al te blij was dat je een baantje als piepjong onderdirecteur bij mijn grootoom kreeg. Je schrijft dat je voor mij wil bij gaan klussen. Arme Joshua, met wat je op een heel jaar verdient kan je nog niet eens een halve jurk voor mij kopen. Ja, ik ben een dure meid. Ik weet het.

Zestien jaar liet mijn ongehuwde vader, de neef van wijlen je grote baas, mij in het dorp in akelig zwart rondlopen, net zoals de andere meiden, de boerendochters. Boerinnen. Maar binnenshuis of op reis mocht ik de duurste toiletten dragen alleen niet in het dorp, niet in Wenders. Ik leefde in zijn huis, op het kruispunt van de Groenloseweg en de Wilhelminastraat. Een moeder had ik blijkbaar niet, wel een gouvernante die bij ons inwoonde – Greetje Beskers – en een kindermeid die Gezina heette en die ik “mams” noemde. Ik moet al tien geweest zijn, of zelfs ouder, toen ik van mams vernam dat mijn moeder in het kraambed was gestorven en dat de vrouw die ik “tante” noemen moest haar zus was. Kinderen op de lagere school plaagden mij dat ik niet eens een moeder had en dat paps niet getrouwd was. Ik zat al op de HBS toen ik hem op een avond met mams in bed vond. In het dorp vertelden ze dat paps nog een hoop andere kinderen in Wenters had rondlopen, maar blijkbaar was ik de enige die bij hem woonde, die én een gouvernante én een kindermeid had. Ook de enige die in zijn testament stond, ook al droeg ik de naam van mijn moeder, niet de zijne. Later bleek dat eigenlijk niet ik, maar tante in zijn testament stond, en dat tante en ik later alles moesten delen. Waarom hij het zo wou, heb ik nooit geweten. Toen ik erom vroeg zei hij steeds dat hij het later wel eens zou uitleggen. Maar het is nog steeds niet later geworden. Ik kwam zeker niets tekort, en als ik naar Parijs ging, omdat ik er een pennenvriendin had, kreeg Greetje Beskers meer dan tweeduizend gulden mee voor de duurste kleren. Want paps wou niet dat ik eruit zag als één uit Winterswijk, daarvoor was zijn dochter veel te goed. Haute couture jurken, dat moest Beskers voor mij kopen. Het stomme mens wist niet eens wat het betekende. En ja, ik stemde ermee in mijn Parijse jurken bij mijn terugkeer enkel ver buiten Winterswijk te dragen. Wat niet weet, niet deert.
En uiteraard zou ik met mijn drieëntwintig van hem een auto krijgen, misschien zelfs vroeger. Indien het nu geen oorlog was had ik hem allicht al. Niet zo een gewone, wel één zoals van mijn Pruisische jonker, zo een als van Günther. Een Simplex, maar dan wel met open kap. O, wees maar niet bang, Joshua, hij is zo oersaai dat allicht niemand ooit op hem verliefd kan worden, ondanks zijn gigantisch fortuin."

Ik geef 25 mensen onder jullie de kans om het in PDF formaat te lezen. Wie 19,50 euro stort op KBC rekening BE73 7340 3806 7960 krijgt het meteen toegestuurd. Meld je aan op politiek2@gmail.com met vermelding "Nobele hoer". Het slot is onthutsend. Het is één van mijn meest meeslepende romans. Je leest het in één adem uit.

Een reactie posten

0 Reacties