HET KALIFAAT IN EEN NOTENDOP OF WAT JE HOEFT TE WETEN

Het heeft geduurd tot de onthoofding van de Amerikaanse journalist James Wright Foley alvorens de westerse wereld is ontwaakt. Pas nu realiseert men zich dat het op 29 juni 2014 zelfverklaarde kalifaat over een leger beschikt dat volgens Al Jazeera minstens 80.000 moedjahedien (jihadstrijders) rijk is – 50.000 in Syrië en 30.000 in Irak – onder hen ook 270 van de 340 Belgen en minstens 120 van de 140 Nederlanders die in Syrië zijn gaan vechten. Allicht zijn die cijfers over de troepensterkte overdreven en liggen cijfers als 20.000 (Syrië) en 15.000 (Irak) een stuk dichter bij de waarheid. Dat leger beschikt over een wapenarsenaal dat het veroverde op het Iraakse leger. Zowel de Franse president Hollande als Amerikaans minister van Defensie Chuck Hagel moesten na de terechtstelling van Foley schoorvoetend toegeven dat de IS (Islamic State) veel gevaarlijker is dan het ongeordende Al Qaida, dat nooit over een strak georganiseerd leger heeft kunnen beschikken. Voorlopig vormt het IS leger nog geen bedreiging voor het westen, maar er zijn weldegelijk fantasmagorische plannen om het kalifaat uit te breiden over heel het Midden-Oosten, over heel Noord-Afrika, en in Europa minstens over heel Spanje en Portugal. De zelfbenoemde kalief Ibrahim, in werkelijkheid Abu Bakr al-Baghdadi, had het in zijn toespraak in de Grote Moskee van al-Nuri in Mosoel op 2 juli 2014 over zijn plannen om het kalifaat uit te breiden tot in … Rome.

De grensoverschrijdende Islamitische Staat werd door geen enkel land erkend en kan economisch onmogelijk overleven omdat het zijn inkomsten moet halen uit olieverkoop, plunderingen, losgelden en afpersingen. ISIS mag dan al de rijkste terreurorganisatie ter wereld zijn, maar met meer dan twee miljard dollar, daarmee onderhoudt men geen staat. Beweringen dat de Islamitische Staat zich uitstrekt van heel Oost-Syrië tot de noordelijke helft van Irak zijn schromelijk overdreven: in werkelijkheid gaat het om een aantal veroverde steden en dorpen, nergens over hele provincies zoals goedkope propaganda laat geloven.

Het kalifaat zelf is een fictie, een droomverhaal voor salafisten, maar bestaat enkel in de hoofden van zijn uitsluitend Iraakse terroristische leiders. Geen van de notoire islamitische Schriftgeleerden die het heeft erkend. Het blijft een virtuele constructie waarmee geen enkele werkelijkheid mee overeen stemt.

De diepere oorzaak van de opkomst van een fenomeen als het kalifaat moet op twee vlakken worden gezocht. Vooreerst heeft het Amerikaans industrieel-militair complex grondig geblunderd tijdens de Sovjet bezetting van Afghanistan. Toen werden allerlei moedjahedien (ook die van Al Qaida) royaal gefinancierd door de Verenigde Staten. Finaal zijn ze groot geworden met Amerikaans geld. En dan was er de Irakoorlog (Tweede Golfoorlog die in 2003 begon). Het was een oorlog die zonder VN-mandaat werd gevoerd en die volslagen nodeloos was omdat er in het geheel geen massavernietigingswapens in Irak aanwezig waren, – een oorlog die er enkel kwam omdat de loopjongen van vicepresident Dick Cheney, George W. Bush, al contracten had getekend voor de wederopbouw van Irak toen de oorlog nog moest beginnen. Die oorlog heeft niet enkel geleid tot de terechtstelling van de soennitische dictator Saddam Hussein, maar ook tot een complete ontmanteling van het Iraakse leger.

Na de oorlog sloot het Amerikaanse industrieel-militair complex wel voor meer dan honderd miljoen dollar wapencontracten af met de aan de macht gebrachte marionettenregering van Nurmi al-Maliki op het eigenste moment dat een heel nieuw en onervaren leger er nauwelijks mee wist om te gaan. Het beleid van al-Maliki was een ware ramp voor het jonge nieuwe Iraakse leger. Of zoals de Amerikaanse NSA adviseur Tony Blinken het op 15 oktober 2014 in een interview met CBS News stelde: "The Iraqi forces, unfortunately, as a result of actions taken by the previous government, were in many aspects hollowed out. They were deprofessionalized. Competent commanders were moved out. Incompetent ones were moved in based on loyalty to the government."

Ondertussen voerde de visceraal sjiietische al-Maliki een bewind van repressie tegen alles wat soennitisch was. Gewezen militairen van Saddams leger richtten in Irak gewapende groepen op zoals het Naqshbandi leger terwijl anderen zich verzamelden rond de terreurgroep van Abu Musab al-Zarqawi, een oud-moedjahedien die in Afghanistan heeft mee gevochten tegen de Sovjet-bezetter. In confrontaties met goed getrainde ex-militairen van Saddam sloeg het onervaren en uitgeholde nieuwe Iraakse leger meerdere keren op de vlucht, waarbij wapens en tanks zo maar in handen vielen van de Naqshbandi en van de Al Qaida milities rond al-Zarqawi. Zo ontstond de eerste zwaar bewapende terreurgroep uit de Iraakse geschiedenis.

De Amerikaanse neoconservatieven, die zich krom hebben geijverd om in Irak toch maar een nodeloze Tweede Golfoorlog te ontketenen, hebben achteraf ongetwijfeld gelijk gekregen dat de opvolger van George W. Bush, president Barack Obama, ongelofelijk heeft geblunderd toen hij in december 2011 de laatste Amerikaanse troepen uit Irak wegtrok. Ondertussen hadden goed bewapende terroristen al vijf jaar eerder ISI uitgeroepen: de Islamitische Staat Irak, een terreurgroep waartegen het onervaren Iraakse leger uit het post-Saddam tijdvak, ondanks zijn overvloed aan Amerikaanse wapens, niet opgewassen was. Amerikaanse generaals hebben achteraf beschouwd gelijk gekregen dat er minstens 24.000 tot 36.000 Amerikaanse gevechtseenheden in Irak hadden moeten zijn gebleven om het nieuwe jonge Iraakse leger bij te staan in zijn strijd tegen de soennitische terreurgroep die ISI sinds 2006 geworden was.

De Verenigde Staten hebben in het Midden-Oosten sinds de Sovjet bezetting van Afghanistan in 1979 de ene blunder na de andere opgestapeld. Ze weigerden in te zien dat het onmogelijk is een democratie naar westers model op te dringen in landen met torenhoge religieuze tegenstellingen. De overgang van een dictatuur naar een democratie is een proces dat decennia lang begeleiding behoeft, niet iets dat na een paar jaar kan worden afgeblazen.

Toen in 2011 de Arabische Lente in de meeste moslimlanden doodgewoon de verkeerde kant op ging, en het duidelijk werd dat ze nog niet rijp waren voor een democratisch bewind, maakte Obama een nieuwe blunder toen hij in Syrië rebellengroepen ging steunen tegen het regime van Bashar al-Assad. Hierdoor kon de terreurgroep ISI, geleid door uitsluitend soennitische Irakezen uit het regime van Saddam Hussein, in het oosten van Syrië voet aan huis krijgen en sprak men niet langer van ISI, nu wel van ISIS (de Islamitische Staat van Irak en Syrië) die op 29 juni 2014 het zelfverklaarde grensoverschrijdende kalifaat uitriep met aan het hoofd de Irakees Abu Bakr al-Baghdadi, een oudgediende uit het regime van Saddam. Zo is het kalifaat de postume wraak geworden van Saddam Hussein.

De salafistische lezing van de Koran maakte het mogelijk dat IS (de Islamitische Staat, opvolger van ISIS) zich te buiten ging in een terreur die die van Maximilien Robespierre in het postrevolutionaire Frankrijk van de jaren 1790 ettelijke keren overschreed. Onthoofdingen (meer dan 6.000 in amper vier maanden tijd), kruisigingen, stenigingen, levend begraven worden, gijzelnemingen: het maakte plots deel uit van een in bloed ondergedompelde sharia zoals die door de zelfverklaarde kalief Ibrahim (voorheen Abu Bakr al-Baghdadi met zijn krijgsnaam, in werkelijkheid Ibrahim Awwad Ibrahim Ali al-Badri al-Samarra) werd gedecreteerd. De man zat vier jaar gevangen in een Amerikaans krijgskamp en leefde na zijn vrijlating als eensklapse emir een schimmig bestaan, ver verwijderd van pers en camera’s.

Er was eerst een genocide nodig op de Jezidi’s rond Sinjar – waarbij honderden vrouwen samen met hun kinderen levend begraven werden – alvorens president Obama besliste in Iraaks Koerdistan militair in te grijpen, zij het beperkt tot luchtaanvallen. Pas toen de terreurgroep IS ook overging tot de onthoofding van de Amerikaanse journalist James Foley – in identieke stijl als waarmee de jonge Amerikaanse zakenman Nick Berg tien jaar eerder was onthoofd door al-Zarqawi – ging Obama over tot een coalitieoorlog tegen het kalifaat, een operatie zonder grondtroepen die meer dan een decennium dreigt te zullen duren.

Had Obama eind 2008 iets beter geluisterd naar zijn Amerikaanse adviseurs in plaats van naar de marionet al-Maliki dan had de klus al lang kunnen geklaard zijn. ISI was toen, na een reeks aanvaringen met de Sons of Iraq van de auto-defensieve groep Awaking Anbar, nog geen 1.250 man sterk, had toen vrijwel nog geen Amerikaanse wapens buitgemaakt op de tinnen soldaatjes van al-Maliki, en kon zo onder de voet worden gelopen had Obama een paar Amerikaanse brigades naar Anbar gestuurd. Maar in plaats van troepen te sturen liet hij begaan, erger nog hij stopte plots iedere hulp aan de Sons of Iraq omdat de sektarisch denkende al-Maliki hen als soennieten verdacht had gemaakt bij de administratie van Obama.

Zowat iedere legercommandant weet ondertussen dat luchtaanvallen onmogelijk kunnen volstaan om het terroristenleger van de Islamitische Staat te verslaan. Dat bleek nog eens duidelijk op de bijeenkomst van legercommandanten van twintig landen op 14 oktober 2014 in Washington. Toen verklaarde de Nederlandse commandant Tom Middelknoop voor de NOS camera’s dat zonder het inzetten van grondtroepen de strijd tegen de Islamitische Staat decennia kon duren. Maar als Nobelprijs voor de Vrede dacht Obama er niet aan eigen grondtroepen te sturen. Dat moest een klus zijn voor het Iraakse leger, 5.400 hoger opgeleide strijders van het Vrije Syrische Leger en van de Koerdische Peshmerga.

Daardoor zit de wereld nu opgescheept met een surrealistisch schouwspel waar 62 landen het sterkste leger ter wereld moeten komen helpen om een zootje militair onopgeleid ongeregeld uit te schakelen dat het Franse Vreemdelingenlegioen op de grond destijds in zijn dooie eentje kan uitschakelen. Het no more American boots on the ground van Obama getuigt van een hypocrisie en laksheid die nog dateert uit de tijd van de Monroe doctrine. Dat op vier na alle Europese landen bereid waren om in de coalition of the willing mee te spelen illustreert nog maar eens het parasiteren van Europese legers onder de umbrella van Uncle Sam – iets wat nu al duurt sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. De logica van de situatie ware geweest dat de Amerikanen, die om Dick Cheney en zijn Halliburton ter wille te zijn, van Irak één grote puinhoop hadden gemaakt er zelf de rotzooi gingen opkuisen.

En als Obama de leepheid had gehad van een Angela Merkel en had willen vermijden dat extremistische moslims achteraf kwamen jammeren dat het westen hun droomkalifaat heeft vernietigd, dan had hij het militair commando toevertrouwd aan de Arabische Liga in plaats van aan zijn eigen Stars & Stripes CENTCOM. Amerikaanse instructeurs hadden dan in Saoedi-Arabië militaire training kunnen geven aan troepen uit Jordanië, de Verenigde Emiraten, Qatar, Bahrein en Saoedi-Arabië zelf. Want onder hun vijven hebben die meer dan genoeg F-16s om luchtaanvallen uit te oefenen, en voorts beschikken die vijf Golfstaten over voldoende petrodollars om desnoods een huurlingenleger van 100.000 man in te zetten voor de operaties op de grond. Bedrijven die dat soort troepen kunnen leveren staan ondertussen te springen om het vuile werk te mogen opknappen.

Nu riskeert Europa dat het na de vernietiging van het kalifaat het terrein wordt van terroristische aanslagen en onthoofdingen. Daarmee werd in Algerije trouwens al begonnen met de onthoofding van de Fransman Hervé Gourdel (zogezegd omdat Frankrijk deelneemt aan de raids op de Islamitische Staat). Europa riskeert een hoge prijs te betalen voor zijn slaafse transatlantische militaire politiek.

Merkwaardig is dat al dan niet westerse aanhangers van het kalifaat niet begrijpen waarom het westen hen wil uitschakelen. Ze beschouwen zichzelf als welzijnswerkers die naar Syrië zijn getrokken om de door Bashar al-Assad onderdrukte soennitische bevolking te helpen. De dood schrikt hen niet af want het is een eer voor jihadisten dat Allah hen heeft uitverkoren voor het martelaarschap. Een salafistische lezing van de Koran geeft hen de overtuiging dat ze het recht hebben om ongelovigen af te slachten. Die ongelovigen dat zijn dan de sjiietische moslims, de christenen, de Koerden, de Jezidi’s, ook de seculiere legers van Irak en Syrië, verder de Verenigde Staten en hun bondgenoten. De ellenlange lijst van wreedheden begaan in naam van het kalifaat zijn in hun ogen in het geheel geen wreedheden, ze doen gewoon wat de profeet Mohammed in zijn tijd deed, alsof de tijd veertien eeuwen heeft stilgestaan. Ze vinden zichzelf in het geheel niet werkelijkheidsvreemd: het zijn de ongelovige westerlingen die wereldvreemd zijn, die hen beletten hun werk als welzijnswerker te bemoeilijken.

Opgemerkt zij nog dat termen als ISIL (de Islamitische Staat van Irak en de Levant), ISIS en IS in de internationale pers door elkaar worden gebruikt. In het Verenigd Koninkrijk en in Frankrijk heeft men het doorgaans over ISIL, in de Verenigde Staten het meest over ISIS. De drie termen duiden geen geopolitiek afgebakende staat aan, maar slaan telkens op de terreurgroep van het kalifaat – groep die onmiskenbaar wortels heeft in al Qaida maar al Qaida boven het hoofd is gegroeid. Chronologisch gerangschikt is ISIL de oudste benaming die vanaf 8 april 2013. Dan volgt op eind april 2013, na de zogezegde samensmelting met al-Nusra, de term ISIS. En vanaf 29 juni 2014 heeft het kalifaat het over IS.

Het heeft geduurd tot de onthoofding van de Amerikaanse journalist James Wright Foley alvorens de westerse wereld is ontwaakt. Pas nu realiseert men zich dat het op 29 juni 2014 zelfverklaarde kalifaat over een leger beschikt dat volgens Al Jazeera minstens 80.000 moedjahedien (jihadstrijders) rijk is – 50.000 in Syrië en 30.000 in Irak – onder hen ook 270 van de 340 Belgen en minstens 120 van de 140 Nederlanders die in Syrië zijn gaan vechten. Allicht zijn die cijfers over de troepensterkte overdreven en liggen cijfers als 20.000 (Syrië) en 15.000 (Irak) een stuk dichter bij de waarheid. Dat leger beschikt over een wapenarsenaal dat het veroverde op het Iraakse leger. Zowel de Franse president Hollande als Amerikaans minister van Defensie Chuck Hagel moesten na de terechtstelling van Foley schoorvoetend toegeven dat de IS (Islamic State) veel gevaarlijker is dan het ongeordende Al Qaida, dat nooit over een strak georganiseerd leger heeft kunnen beschikken. Voorlopig vormt het IS leger nog geen bedreiging voor het westen, maar er zijn weldegelijk fantasmagorische plannen om het kalifaat uit te breiden over heel het Midden-Oosten, over heel Noord-Afrika, en in Europa minstens over heel Spanje en Portugal. De zelfbenoemde kalief Ibrahim, in werkelijkheid Abu Bakr al-Baghdadi, had het in zijn toespraak in de Grote Moskee van al-Nuri in Mosoel op 2 juli 2014 over zijn plannen om het kalifaat uit te breiden tot in … Rome.

De grensoverschrijdende Islamitische Staat werd door geen enkel land erkend en kan economisch onmogelijk overleven omdat het zijn inkomsten moet halen uit olieverkoop, plunderingen, losgelden en afpersingen. ISIS mag dan al de rijkste terreurorganisatie ter wereld zijn, maar met meer dan twee miljard dollar, daarmee onderhoudt men geen staat. Beweringen dat de Islamitische Staat zich uitstrekt van heel Oost-Syrië tot de noordelijke helft van Irak zijn schromelijk overdreven: in werkelijkheid gaat het om een aantal veroverde steden en dorpen, nergens over hele provincies zoals goedkope propaganda laat geloven.

Het kalifaat zelf is een fictie, een droomverhaal voor salafisten, maar bestaat enkel in de hoofden van zijn uitsluitend Iraakse terroristische leiders. Geen van de notoire islamitische Schriftgeleerden die het heeft erkend. Het blijft een virtuele constructie waarmee geen enkele werkelijkheid mee overeen stemt.

De diepere oorzaak van de opkomst van een fenomeen als het kalifaat moet op twee vlakken worden gezocht. Vooreerst heeft het Amerikaans industrieel-militair complex grondig geblunderd tijdens de Sovjet bezetting van Afghanistan. Toen werden allerlei moedjahedien (ook die van Al Qaida) royaal gefinancierd door de Verenigde Staten. Finaal zijn ze groot geworden met Amerikaans geld. En dan was er de Irakoorlog (Tweede Golfoorlog die in 2003 begon). Het was een oorlog die zonder VN-mandaat werd gevoerd en die volslagen nodeloos was omdat er in het geheel geen massavernietigingswapens in Irak aanwezig waren, – een oorlog die er enkel kwam omdat de loopjongen van vicepresident Dick Cheney, George W. Bush, al contracten had getekend voor de wederopbouw van Irak toen de oorlog nog moest beginnen. Die oorlog heeft niet enkel geleid tot de terechtstelling van de soennitische dictator Saddam Hussein, maar ook tot een complete ontmanteling van het Iraakse leger.

Na de oorlog sloot het Amerikaanse industrieel-militair complex wel voor meer dan honderd miljoen dollar wapencontracten af met de aan de macht gebrachte marionettenregering van Nurmi al-Maliki op het eigenste moment dat een heel nieuw en onervaren leger er nauwelijks mee wist om te gaan. Het beleid van al-Maliki was een ware ramp voor het jonge nieuwe Iraakse leger. Of zoals de Amerikaanse NSA adviseur Tony Blinken het op 15 oktober 2014 in een interview met CBS News stelde: "The Iraqi forces, unfortunately, as a result of actions taken by the previous government, were in many aspects hollowed out. They were deprofessionalized. Competent commanders were moved out. Incompetent ones were moved in based on loyalty to the government."

Ondertussen voerde de visceraal sjiietische al-Maliki een bewind van repressie tegen alles wat soennitisch was. Gewezen militairen van Saddams leger richtten in Irak gewapende groepen op zoals het Naqshbandi leger terwijl anderen zich verzamelden rond de terreurgroep van Abu Musab al-Zarqawi, een oud-moedjahedien die in Afghanistan heeft mee gevochten tegen de Sovjet-bezetter. In confrontaties met goed getrainde ex-militairen van Saddam sloeg het onervaren en uitgeholde nieuwe Iraakse leger meerdere keren op de vlucht, waarbij wapens en tanks zo maar in handen vielen van de Naqshbandi en van de Al Qaida milities rond al-Zarqawi. Zo ontstond de eerste zwaar bewapende terreurgroep uit de Iraakse geschiedenis.

De Amerikaanse neoconservatieven, die zich krom hebben geijverd om in Irak toch maar een nodeloze Tweede Golfoorlog te ontketenen, hebben achteraf ongetwijfeld gelijk gekregen dat de opvolger van George W. Bush, president Barack Obama, ongelofelijk heeft geblunderd toen hij in december 2011 de laatste Amerikaanse troepen uit Irak wegtrok. Ondertussen hadden goed bewapende terroristen al vijf jaar eerder ISI uitgeroepen: de Islamitische Staat Irak, een terreurgroep waartegen het onervaren Iraakse leger uit het post-Saddam tijdvak, ondanks zijn overvloed aan Amerikaanse wapens, niet opgewassen was. Amerikaanse generaals hebben achteraf beschouwd gelijk gekregen dat er minstens 24.000 tot 36.000 Amerikaanse gevechtseenheden in Irak hadden moeten zijn gebleven om het nieuwe jonge Iraakse leger bij te staan in zijn strijd tegen de soennitische terreurgroep die ISI sinds 2006 geworden was.

De Verenigde Staten hebben in het Midden-Oosten sinds de Sovjet bezetting van Afghanistan in 1979 de ene blunder na de andere opgestapeld. Ze weigerden in te zien dat het onmogelijk is een democratie naar westers model op te dringen in landen met torenhoge religieuze tegenstellingen. De overgang van een dictatuur naar een democratie is een proces dat decennia lang begeleiding behoeft, niet iets dat na een paar jaar kan worden afgeblazen.

Toen in 2011 de Arabische Lente in de meeste moslimlanden doodgewoon de verkeerde kant op ging, en het duidelijk werd dat ze nog niet rijp waren voor een democratisch bewind, maakte Obama een nieuwe blunder toen hij in Syrië rebellengroepen ging steunen tegen het regime van Bashar al-Assad. Hierdoor kon de terreurgroep ISI, geleid door uitsluitend soennitische Irakezen uit het regime van Saddam Hussein, in het oosten van Syrië voet aan huis krijgen en sprak men niet langer van ISI, nu wel van ISIS (de Islamitische Staat van Irak en Syrië) die op 29 juni 2014 het zelfverklaarde grensoverschrijdende kalifaat uitriep met aan het hoofd de Irakees Abu Bakr al-Baghdadi, een oudgediende uit het regime van Saddam. Zo is het kalifaat de postume wraak geworden van Saddam Hussein.

De salafistische lezing van de Koran maakte het mogelijk dat IS (de Islamitische Staat, opvolger van ISIS) zich te buiten ging in een terreur die die van Maximilien Robespierre in het postrevolutionaire Frankrijk van de jaren 1790 ettelijke keren overschreed. Onthoofdingen (meer dan 6.000 in amper vier maanden tijd), kruisigingen, stenigingen, levend begraven worden, gijzelnemingen: het maakte plots deel uit van een in bloed ondergedompelde sharia zoals die door de zelfverklaarde kalief Ibrahim (voorheen Abu Bakr al-Baghdadi met zijn krijgsnaam, in werkelijkheid Ibrahim Awwad Ibrahim Ali al-Badri al-Samarra) werd gedecreteerd. De man zat vier jaar gevangen in een Amerikaans krijgskamp en leefde na zijn vrijlating als eensklapse emir een schimmig bestaan, ver verwijderd van pers en camera’s.

Er was eerst een genocide nodig op de Jezidi’s rond Sinjar – waarbij honderden vrouwen samen met hun kinderen levend begraven werden – alvorens president Obama besliste in Iraaks Koerdistan militair in te grijpen, zij het beperkt tot luchtaanvallen. Pas toen de terreurgroep IS ook overging tot de onthoofding van de Amerikaanse journalist James Foley – in identieke stijl als waarmee de jonge Amerikaanse zakenman Nick Berg tien jaar eerder was onthoofd door al-Zarqawi – ging Obama over tot een coalitieoorlog tegen het kalifaat, een operatie zonder grondtroepen die meer dan een decennium dreigt te zullen duren.

Had Obama eind 2008 iets beter geluisterd naar zijn Amerikaanse adviseurs in plaats van naar de marionet al-Maliki dan had de klus al lang kunnen geklaard zijn. ISI was toen, na een reeks aanvaringen met de Sons of Iraq van de auto-defensieve groep Awaking Anbar, nog geen 1.250 man sterk, had toen vrijwel nog geen Amerikaanse wapens buitgemaakt op de tinnen soldaatjes van al-Maliki, en kon zo onder de voet worden gelopen had Obama een paar Amerikaanse brigades naar Anbar gestuurd. Maar in plaats van troepen te sturen liet hij begaan, erger nog hij stopte plots iedere hulp aan de Sons of Iraq omdat de sektarisch denkende al-Maliki hen als soennieten verdacht had gemaakt bij de administratie van Obama.

Zowat iedere legercommandant weet ondertussen dat luchtaanvallen onmogelijk kunnen volstaan om het terroristenleger van de Islamitische Staat te verslaan. Dat bleek nog eens duidelijk op de bijeenkomst van legercommandanten van twintig landen op 14 oktober 2014 in Washington. Toen verklaarde de Nederlandse commandant Tom Middelknoop voor de NOS camera’s dat zonder het inzetten van grondtroepen de strijd tegen de Islamitische Staat decennia kon duren. Maar als Nobelprijs voor de Vrede dacht Obama er niet aan eigen grondtroepen te sturen. Dat moest een klus zijn voor het Iraakse leger, 5.400 hoger opgeleide strijders van het Vrije Syrische Leger en van de Koerdische Peshmerga.

Daardoor zit de wereld nu opgescheept met een surrealistisch schouwspel waar 62 landen het sterkste leger ter wereld moeten komen helpen om een zootje militair onopgeleid ongeregeld uit te schakelen dat het Franse Vreemdelingenlegioen op de grond destijds in zijn dooie eentje kan uitschakelen. Het no more American boots on the ground van Obama getuigt van een hypocrisie en laksheid die nog dateert uit de tijd van de Monroe doctrine. Dat op vier na alle Europese landen bereid waren om in de coalition of the willing mee te spelen illustreert nog maar eens het parasiteren van Europese legers onder de umbrella van Uncle Sam – iets wat nu al duurt sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. De logica van de situatie ware geweest dat de Amerikanen, die om Dick Cheney en zijn Halliburton ter wille te zijn, van Irak één grote puinhoop hadden gemaakt er zelf de rotzooi gingen opkuisen.

En als Obama de leepheid had gehad van een Angela Merkel en had willen vermijden dat extremistische moslims achteraf kwamen jammeren dat het westen hun droomkalifaat heeft vernietigd, dan had hij het militair commando toevertrouwd aan de Arabische Liga in plaats van aan zijn eigen Stars & Stripes CENTCOM. Amerikaanse instructeurs hadden dan in Saoedi-Arabië militaire training kunnen geven aan troepen uit Jordanië, de Verenigde Emiraten, Qatar, Bahrein en Saoedi-Arabië zelf. Want onder hun vijven hebben die meer dan genoeg F-16s om luchtaanvallen uit te oefenen, en voorts beschikken die vijf Golfstaten over voldoende petrodollars om desnoods een huurlingenleger van 100.000 man in te zetten voor de operaties op de grond. Bedrijven die dat soort troepen kunnen leveren staan ondertussen te springen om het vuile werk te mogen opknappen.

Nu riskeert Europa dat het na de vernietiging van het kalifaat het terrein wordt van terroristische aanslagen en onthoofdingen. Daarmee werd in Algerije trouwens al begonnen met de onthoofding van de Fransman Hervé Gourdel (zogezegd omdat Frankrijk deelneemt aan de raids op de Islamitische Staat). Europa riskeert een hoge prijs te betalen voor zijn slaafse transatlantische militaire politiek.

Merkwaardig is dat al dan niet westerse aanhangers van het kalifaat niet begrijpen waarom het westen hen wil uitschakelen. Ze beschouwen zichzelf als welzijnswerkers die naar Syrië zijn getrokken om de door Bashar al-Assad onderdrukte soennitische bevolking te helpen. De dood schrikt hen niet af want het is een eer voor jihadisten dat Allah hen heeft uitverkoren voor het martelaarschap. Een salafistische lezing van de Koran geeft hen de overtuiging dat ze het recht hebben om ongelovigen af te slachten. Die ongelovigen dat zijn dan de sjiietische moslims, de christenen, de Koerden, de Jezidi’s, ook de seculiere legers van Irak en Syrië, verder de Verenigde Staten en hun bondgenoten. De ellenlange lijst van wreedheden begaan in naam van het kalifaat zijn in hun ogen in het geheel geen wreedheden, ze doen gewoon wat de profeet Mohammed in zijn tijd deed, alsof de tijd veertien eeuwen heeft stilgestaan. Ze vinden zichzelf in het geheel niet werkelijkheidsvreemd: het zijn de ongelovige westerlingen die wereldvreemd zijn, die hen beletten hun werk als welzijnswerker te bemoeilijken.

Opgemerkt zij nog dat termen als ISIL (de Islamitische Staat van Irak en de Levant), ISIS en IS in de internationale pers door elkaar worden gebruikt. In het Verenigd Koninkrijk en in Frankrijk heeft men het doorgaans over ISIL, in de Verenigde Staten het meest over ISIS. De drie termen duiden geen geopolitiek afgebakende staat aan, maar slaan telkens op de terreurgroep van het kalifaat – groep die onmiskenbaar wortels heeft in al Qaida maar al Qaida boven het hoofd is gegroeid. Chronologisch gerangschikt is ISIL de oudste benaming die vanaf 8 april 2013. Dan volgt op eind april 2013, na de zogezegde samensmelting met al-Nusra, de term ISIS. En vanaf 29 juni 2014 heeft het kalifaat het over IS.

 

Het heeft geduurd tot de onthoofding van de Amerikaanse journalist James Wright Foley alvorens de westerse wereld is ontwaakt. Pas nu realiseert men zich dat het op 29 juni 2014 zelfverklaarde kalifaat over een leger beschikt dat volgens Al Jazeera minstens 80.000 moedjahedien (jihadstrijders) rijk is – 50.000 in Syrië en 30.000 in Irak – onder hen ook 270 van de 340 Belgen en minstens 120 van de 140 Nederlanders die in Syrië zijn gaan vechten. Allicht zijn die cijfers over de troepensterkte overdreven en liggen cijfers als 20.000 (Syrië) en 15.000 (Irak) een stuk dichter bij de waarheid. Dat leger beschikt over een wapenarsenaal dat het veroverde op het Iraakse leger. Zowel de Franse president Hollande als Amerikaans minister van Defensie Chuck Hagel moesten na de terechtstelling van Foley schoorvoetend toegeven dat de IS (Islamic State) veel gevaarlijker is dan het ongeordende Al Qaida, dat nooit over een strak georganiseerd leger heeft kunnen beschikken. Voorlopig vormt het IS leger nog geen bedreiging voor het westen, maar er zijn weldegelijk fantasmagorische plannen om het kalifaat uit te breiden over heel het Midden-Oosten, over heel Noord-Afrika, en in Europa minstens over heel Spanje en Portugal. De zelfbenoemde kalief Ibrahim, in werkelijkheid Abu Bakr al-Baghdadi, had het in zijn toespraak in de Grote Moskee van al-Nuri in Mosoel op 2 juli 2014 over zijn plannen om het kalifaat uit te breiden tot in … Rome.

De grensoverschrijdende Islamitische Staat werd door geen enkel land erkend en kan economisch onmogelijk overleven omdat het zijn inkomsten moet halen uit olieverkoop, plunderingen, losgelden en afpersingen. ISIS mag dan al de rijkste terreurorganisatie ter wereld zijn, maar met meer dan twee miljard dollar, daarmee onderhoudt men geen staat. Beweringen dat de Islamitische Staat zich uitstrekt van heel Oost-Syrië tot de noordelijke helft van Irak zijn schromelijk overdreven: in werkelijkheid gaat het om een aantal veroverde steden en dorpen, nergens over hele provincies zoals goedkope propaganda laat geloven.

Het kalifaat zelf is een fictie, een droomverhaal voor salafisten, maar bestaat enkel in de hoofden van zijn uitsluitend Iraakse terroristische leiders. Geen van de notoire islamitische Schriftgeleerden die het heeft erkend. Het blijft een virtuele constructie waarmee geen enkele werkelijkheid mee overeen stemt.

De diepere oorzaak van de opkomst van een fenomeen als het kalifaat moet op twee vlakken worden gezocht. Vooreerst heeft het Amerikaans industrieel-militair complex grondig geblunderd tijdens de Sovjet bezetting van Afghanistan. Toen werden allerlei moedjahedien (ook die van Al Qaida) royaal gefinancierd door de Verenigde Staten. Finaal zijn ze groot geworden met Amerikaans geld. En dan was er de Irakoorlog (Tweede Golfoorlog die in 2003 begon). Het was een oorlog die zonder VN-mandaat werd gevoerd en die volslagen nodeloos was omdat er in het geheel geen massavernietigingswapens in Irak aanwezig waren, – een oorlog die er enkel kwam omdat de loopjongen van vicepresident Dick Cheney, George W. Bush, al contracten had getekend voor de wederopbouw van Irak toen de oorlog nog moest beginnen. Die oorlog heeft niet enkel geleid tot de terechtstelling van de soennitische dictator Saddam Hussein, maar ook tot een complete ontmanteling van het Iraakse leger.

Na de oorlog sloot het Amerikaanse industrieel-militair complex wel voor meer dan honderd miljoen dollar wapencontracten af met de aan de macht gebrachte marionettenregering van Nurmi al-Maliki op het eigenste moment dat een heel nieuw en onervaren leger er nauwelijks mee wist om te gaan. Het beleid van al-Maliki was een ware ramp voor het jonge nieuwe Iraakse leger. Of zoals de Amerikaanse NSA adviseur Tony Blinken het op 15 oktober 2014 in een interview met CBS News stelde: "The Iraqi forces, unfortunately, as a result of actions taken by the previous government, were in many aspects hollowed out. They were deprofessionalized. Competent commanders were moved out. Incompetent ones were moved in based on loyalty to the government."

Ondertussen voerde de visceraal sjiietische al-Maliki een bewind van repressie tegen alles wat soennitisch was. Gewezen militairen van Saddams leger richtten in Irak gewapende groepen op zoals het Naqshbandi leger terwijl anderen zich verzamelden rond de terreurgroep van Abu Musab al-Zarqawi, een oud-moedjahedien die in Afghanistan heeft mee gevochten tegen de Sovjet-bezetter. In confrontaties met goed getrainde ex-militairen van Saddam sloeg het onervaren en uitgeholde nieuwe Iraakse leger meerdere keren op de vlucht, waarbij wapens en tanks zo maar in handen vielen van de Naqshbandi en van de Al Qaida milities rond al-Zarqawi. Zo ontstond de eerste zwaar bewapende terreurgroep uit de Iraakse geschiedenis.

De Amerikaanse neoconservatieven, die zich krom hebben geijverd om in Irak toch maar een nodeloze Tweede Golfoorlog te ontketenen, hebben achteraf ongetwijfeld gelijk gekregen dat de opvolger van George W. Bush, president Barack Obama, ongelofelijk heeft geblunderd toen hij in december 2011 de laatste Amerikaanse troepen uit Irak wegtrok. Ondertussen hadden goed bewapende terroristen al vijf jaar eerder ISI uitgeroepen: de Islamitische Staat Irak, een terreurgroep waartegen het onervaren Iraakse leger uit het post-Saddam tijdvak, ondanks zijn overvloed aan Amerikaanse wapens, niet opgewassen was. Amerikaanse generaals hebben achteraf beschouwd gelijk gekregen dat er minstens 24.000 tot 36.000 Amerikaanse gevechtseenheden in Irak hadden moeten zijn gebleven om het nieuwe jonge Iraakse leger bij te staan in zijn strijd tegen de soennitische terreurgroep die ISI sinds 2006 geworden was.

De Verenigde Staten hebben in het Midden-Oosten sinds de Sovjet bezetting van Afghanistan in 1979 de ene blunder na de andere opgestapeld. Ze weigerden in te zien dat het onmogelijk is een democratie naar westers model op te dringen in landen met torenhoge religieuze tegenstellingen. De overgang van een dictatuur naar een democratie is een proces dat decennia lang begeleiding behoeft, niet iets dat na een paar jaar kan worden afgeblazen.

Toen in 2011 de Arabische Lente in de meeste moslimlanden doodgewoon de verkeerde kant op ging, en het duidelijk werd dat ze nog niet rijp waren voor een democratisch bewind, maakte Obama een nieuwe blunder toen hij in Syrië rebellengroepen ging steunen tegen het regime van Bashar al-Assad. Hierdoor kon de terreurgroep ISI, geleid door uitsluitend soennitische Irakezen uit het regime van Saddam Hussein, in het oosten van Syrië voet aan huis krijgen en sprak men niet langer van ISI, nu wel van ISIS (de Islamitische Staat van Irak en Syrië) die op 29 juni 2014 het zelfverklaarde grensoverschrijdende kalifaat uitriep met aan het hoofd de Irakees Abu Bakr al-Baghdadi, een oudgediende uit het regime van Saddam. Zo is het kalifaat de postume wraak geworden van Saddam Hussein.

De salafistische lezing van de Koran maakte het mogelijk dat IS (de Islamitische Staat, opvolger van ISIS) zich te buiten ging in een terreur die die van Maximilien Robespierre in het postrevolutionaire Frankrijk van de jaren 1790 ettelijke keren overschreed. Onthoofdingen (meer dan 6.000 in amper vier maanden tijd), kruisigingen, stenigingen, levend begraven worden, gijzelnemingen: het maakte plots deel uit van een in bloed ondergedompelde sharia zoals die door de zelfverklaarde kalief Ibrahim (voorheen Abu Bakr al-Baghdadi met zijn krijgsnaam, in werkelijkheid Ibrahim Awwad Ibrahim Ali al-Badri al-Samarra) werd gedecreteerd. De man zat vier jaar gevangen in een Amerikaans krijgskamp en leefde na zijn vrijlating als eensklapse emir een schimmig bestaan, ver verwijderd van pers en camera’s.

Er was eerst een genocide nodig op de Jezidi’s rond Sinjar – waarbij honderden vrouwen samen met hun kinderen levend begraven werden – alvorens president Obama besliste in Iraaks Koerdistan militair in te grijpen, zij het beperkt tot luchtaanvallen. Pas toen de terreurgroep IS ook overging tot de onthoofding van de Amerikaanse journalist James Foley – in identieke stijl als waarmee de jonge Amerikaanse zakenman Nick Berg tien jaar eerder was onthoofd door al-Zarqawi – ging Obama over tot een coalitieoorlog tegen het kalifaat, een operatie zonder grondtroepen die meer dan een decennium dreigt te zullen duren.

Had Obama eind 2008 iets beter geluisterd naar zijn Amerikaanse adviseurs in plaats van naar de marionet al-Maliki dan had de klus al lang kunnen geklaard zijn. ISI was toen, na een reeks aanvaringen met de Sons of Iraq van de auto-defensieve groep Awaking Anbar, nog geen 1.250 man sterk, had toen vrijwel nog geen Amerikaanse wapens buitgemaakt op de tinnen soldaatjes van al-Maliki, en kon zo onder de voet worden gelopen had Obama een paar Amerikaanse brigades naar Anbar gestuurd. Maar in plaats van troepen te sturen liet hij begaan, erger nog hij stopte plots iedere hulp aan de Sons of Iraq omdat de sektarisch denkende al-Maliki hen als soennieten verdacht had gemaakt bij de administratie van Obama.

Zowat iedere legercommandant weet ondertussen dat luchtaanvallen onmogelijk kunnen volstaan om het terroristenleger van de Islamitische Staat te verslaan. Dat bleek nog eens duidelijk op de bijeenkomst van legercommandanten van twintig landen op 14 oktober 2014 in Washington. Toen verklaarde de Nederlandse commandant Tom Middelknoop voor de NOS camera’s dat zonder het inzetten van grondtroepen de strijd tegen de Islamitische Staat decennia kon duren. Maar als Nobelprijs voor de Vrede dacht Obama er niet aan eigen grondtroepen te sturen. Dat moest een klus zijn voor het Iraakse leger, 5.400 hoger opgeleide strijders van het Vrije Syrische Leger en van de Koerdische Peshmerga.

Daardoor zit de wereld nu opgescheept met een surrealistisch schouwspel waar 62 landen het sterkste leger ter wereld moeten komen helpen om een zootje militair onopgeleid ongeregeld uit te schakelen dat het Franse Vreemdelingenlegioen op de grond destijds in zijn dooie eentje kan uitschakelen. Het no more American boots on the ground van Obama getuigt van een hypocrisie en laksheid die nog dateert uit de tijd van de Monroe doctrine. Dat op vier na alle Europese landen bereid waren om in de coalition of the willing mee te spelen illustreert nog maar eens het parasiteren van Europese legers onder de umbrella van Uncle Sam – iets wat nu al duurt sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. De logica van de situatie ware geweest dat de Amerikanen, die om Dick Cheney en zijn Halliburton ter wille te zijn, van Irak één grote puinhoop hadden gemaakt er zelf de rotzooi gingen opkuisen.

En als Obama de leepheid had gehad van een Angela Merkel en had willen vermijden dat extremistische moslims achteraf kwamen jammeren dat het westen hun droomkalifaat heeft vernietigd, dan had hij het militair commando toevertrouwd aan de Arabische Liga in plaats van aan zijn eigen Stars & Stripes CENTCOM. Amerikaanse instructeurs hadden dan in Saoedi-Arabië militaire training kunnen geven aan troepen uit Jordanië, de Verenigde Emiraten, Qatar, Bahrein en Saoedi-Arabië zelf. Want onder hun vijven hebben die meer dan genoeg F-16s om luchtaanvallen uit te oefenen, en voorts beschikken die vijf Golfstaten over voldoende petrodollars om desnoods een huurlingenleger van 100.000 man in te zetten voor de operaties op de grond. Bedrijven die dat soort troepen kunnen leveren staan ondertussen te springen om het vuile werk te mogen opknappen.

Nu riskeert Europa dat het na de vernietiging van het kalifaat het terrein wordt van terroristische aanslagen en onthoofdingen. Daarmee werd in Algerije trouwens al begonnen met de onthoofding van de Fransman Hervé Gourdel (zogezegd omdat Frankrijk deelneemt aan de raids op de Islamitische Staat). Europa riskeert een hoge prijs te betalen voor zijn slaafse transatlantische militaire politiek.

Merkwaardig is dat al dan niet westerse aanhangers van het kalifaat niet begrijpen waarom het westen hen wil uitschakelen. Ze beschouwen zichzelf als welzijnswerkers die naar Syrië zijn getrokken om de door Bashar al-Assad onderdrukte soennitische bevolking te helpen. De dood schrikt hen niet af want het is een eer voor jihadisten dat Allah hen heeft uitverkoren voor het martelaarschap. Een salafistische lezing van de Koran geeft hen de overtuiging dat ze het recht hebben om ongelovigen af te slachten. Die ongelovigen dat zijn dan de sjiietische moslims, de christenen, de Koerden, de Jezidi’s, ook de seculiere legers van Irak en Syrië, verder de Verenigde Staten en hun bondgenoten. De ellenlange lijst van wreedheden begaan in naam van het kalifaat zijn in hun ogen in het geheel geen wreedheden, ze doen gewoon wat de profeet Mohammed in zijn tijd deed, alsof de tijd veertien eeuwen heeft stilgestaan. Ze vinden zichzelf in het geheel niet werkelijkheidsvreemd: het zijn de ongelovige westerlingen die wereldvreemd zijn, die hen beletten hun werk als welzijnswerker te bemoeilijken.

Opgemerkt zij nog dat termen als ISIL (de Islamitische Staat van Irak en de Levant), ISIS en IS in de internationale pers door elkaar worden gebruikt. In het Verenigd Koninkrijk en in Frankrijk heeft men het doorgaans over ISIL, in de Verenigde Staten het meest over ISIS. De drie termen duiden geen geopolitiek afgebakende staat aan, maar slaan telkens op de terreurgroep van het kalifaat – groep die onmiskenbaar wortels heeft in al Qaida maar al Qaida boven het hoofd is gegroeid. Chronologisch gerangschikt is ISIL de oudste benaming die vanaf 8 april 2013. Dan volgt op eind april 2013, na de zogezegde samensmelting met al-Nusra, de term ISIS. En vanaf 29 juni 2014 heeft het kalifaat het over IS.Het heeft geduurd tot de onthoofding van de Amerikaanse journalist James Wright Foley alvorens de westerse wereld is ontwaakt. Pas nu realiseert men zich dat het op 29 juni 2014 zelfverklaarde kalifaat over een leger beschikt dat volgens Al Jazeera minstens 80.000 moedjahedien (jihadstrijders) rijk is – 50.000 in Syrië en 30.000 in Irak – onder hen ook 270 van de 340 Belgen en minstens 120 van de 140 Nederlanders die in Syrië zijn gaan vechten. Allicht zijn die cijfers over de troepensterkte overdreven en liggen cijfers als 20.000 (Syrië) en 15.000 (Irak) een stuk dichter bij de waarheid. Dat leger beschikt over een wapenarsenaal dat het veroverde op het Iraakse leger. Zowel de Franse president Hollande als Amerikaans minister van Defensie Chuck Hagel moesten na de terechtstelling van Foley schoorvoetend toegeven dat de IS (Islamic State) veel gevaarlijker is dan het ongeordende Al Qaida, dat nooit over een strak georganiseerd leger heeft kunnen beschikken. Voorlopig vormt het IS leger nog geen bedreiging voor het westen, maar er zijn weldegelijk fantasmagorische plannen om het kalifaat uit te breiden over heel het Midden-Oosten, over heel Noord-Afrika, en in Europa minstens over heel Spanje en Portugal. De zelfbenoemde kalief Ibrahim, in werkelijkheid Abu Bakr al-Baghdadi, had het in zijn toespraak in de Grote Moskee van al-Nuri in Mosoel op 2 juli 2014 over zijn plannen om het kalifaat uit te breiden tot in … Rome.

De grensoverschrijdende Islamitische Staat werd door geen enkel land erkend en kan economisch onmogelijk overleven omdat het zijn inkomsten moet halen uit olieverkoop, plunderingen, losgelden en afpersingen. ISIS mag dan al de rijkste terreurorganisatie ter wereld zijn, maar met meer dan twee miljard dollar, daarmee onderhoudt men geen staat. Beweringen dat de Islamitische Staat zich uitstrekt van heel Oost-Syrië tot de noordelijke helft van Irak zijn schromelijk overdreven: in werkelijkheid gaat het om een aantal veroverde steden en dorpen, nergens over hele provincies zoals goedkope propaganda laat geloven.

Het kalifaat zelf is een fictie, een droomverhaal voor salafisten, maar bestaat enkel in de hoofden van zijn uitsluitend Iraakse terroristische leiders. Geen van de notoire islamitische Schriftgeleerden die het heeft erkend. Het blijft een virtuele constructie waarmee geen enkele werkelijkheid mee overeen stemt.

De diepere oorzaak van de opkomst van een fenomeen als het kalifaat moet op twee vlakken worden gezocht. Vooreerst heeft het Amerikaans industrieel-militair complex grondig geblunderd tijdens de Sovjet bezetting van Afghanistan. Toen werden allerlei moedjahedien (ook die van Al Qaida) royaal gefinancierd door de Verenigde Staten. Finaal zijn ze groot geworden met Amerikaans geld. En dan was er de Irakoorlog (Tweede Golfoorlog die in 2003 begon). Het was een oorlog die zonder VN-mandaat werd gevoerd en die volslagen nodeloos was omdat er in het geheel geen massavernietigingswapens in Irak aanwezig waren, – een oorlog die er enkel kwam omdat de loopjongen van vicepresident Dick Cheney, George W. Bush, al contracten had getekend voor de wederopbouw van Irak toen de oorlog nog moest beginnen. Die oorlog heeft niet enkel geleid tot de terechtstelling van de soennitische dictator Saddam Hussein, maar ook tot een complete ontmanteling van het Iraakse leger.

Na de oorlog sloot het Amerikaanse industrieel-militair complex wel voor meer dan honderd miljoen dollar wapencontracten af met de aan de macht gebrachte marionettenregering van Nurmi al-Maliki op het eigenste moment dat een heel nieuw en onervaren leger er nauwelijks mee wist om te gaan. Het beleid van al-Maliki was een ware ramp voor het jonge nieuwe Iraakse leger. Of zoals de Amerikaanse NSA adviseur Tony Blinken het op 15 oktober 2014 in een interview met CBS News stelde: "The Iraqi forces, unfortunately, as a result of actions taken by the previous government, were in many aspects hollowed out. They were deprofessionalized. Competent commanders were moved out. Incompetent ones were moved in based on loyalty to the government."

Ondertussen voerde de visceraal sjiietische al-Maliki een bewind van repressie tegen alles wat soennitisch was. Gewezen militairen van Saddams leger richtten in Irak gewapende groepen op zoals het Naqshbandi leger terwijl anderen zich verzamelden rond de terreurgroep van Abu Musab al-Zarqawi, een oud-moedjahedien die in Afghanistan heeft mee gevochten tegen de Sovjet-bezetter. In confrontaties met goed getrainde ex-militairen van Saddam sloeg het onervaren en uitgeholde nieuwe Iraakse leger meerdere keren op de vlucht, waarbij wapens en tanks zo maar in handen vielen van de Naqshbandi en van de Al Qaida milities rond al-Zarqawi. Zo ontstond de eerste zwaar bewapende terreurgroep uit de Iraakse geschiedenis.

De Amerikaanse neoconservatieven, die zich krom hebben geijverd om in Irak toch maar een nodeloze Tweede Golfoorlog te ontketenen, hebben achteraf ongetwijfeld gelijk gekregen dat de opvolger van George W. Bush, president Barack Obama, ongelofelijk heeft geblunderd toen hij in december 2011 de laatste Amerikaanse troepen uit Irak wegtrok. Ondertussen hadden goed bewapende terroristen al vijf jaar eerder ISI uitgeroepen: de Islamitische Staat Irak, een terreurgroep waartegen het onervaren Iraakse leger uit het post-Saddam tijdvak, ondanks zijn overvloed aan Amerikaanse wapens, niet opgewassen was. Amerikaanse generaals hebben achteraf beschouwd gelijk gekregen dat er minstens 24.000 tot 36.000 Amerikaanse gevechtseenheden in Irak hadden moeten zijn gebleven om het nieuwe jonge Iraakse leger bij te staan in zijn strijd tegen de soennitische terreurgroep die ISI sinds 2006 geworden was.

De Verenigde Staten hebben in het Midden-Oosten sinds de Sovjet bezetting van Afghanistan in 1979 de ene blunder na de andere opgestapeld. Ze weigerden in te zien dat het onmogelijk is een democratie naar westers model op te dringen in landen met torenhoge religieuze tegenstellingen. De overgang van een dictatuur naar een democratie is een proces dat decennia lang begeleiding behoeft, niet iets dat na een paar jaar kan worden afgeblazen.

Toen in 2011 de Arabische Lente in de meeste moslimlanden doodgewoon de verkeerde kant op ging, en het duidelijk werd dat ze nog niet rijp waren voor een democratisch bewind, maakte Obama een nieuwe blunder toen hij in Syrië rebellengroepen ging steunen tegen het regime van Bashar al-Assad. Hierdoor kon de terreurgroep ISI, geleid door uitsluitend soennitische Irakezen uit het regime van Saddam Hussein, in het oosten van Syrië voet aan huis krijgen en sprak men niet langer van ISI, nu wel van ISIS (de Islamitische Staat van Irak en Syrië) die op 29 juni 2014 het zelfverklaarde grensoverschrijdende kalifaat uitriep met aan het hoofd de Irakees Abu Bakr al-Baghdadi, een oudgediende uit het regime van Saddam. Zo is het kalifaat de postume wraak geworden van Saddam Hussein.

De salafistische lezing van de Koran maakte het mogelijk dat IS (de Islamitische Staat, opvolger van ISIS) zich te buiten ging in een terreur die die van Maximilien Robespierre in het postrevolutionaire Frankrijk van de jaren 1790 ettelijke keren overschreed. Onthoofdingen (meer dan 6.000 in amper vier maanden tijd), kruisigingen, stenigingen, levend begraven worden, gijzelnemingen: het maakte plots deel uit van een in bloed ondergedompelde sharia zoals die door de zelfverklaarde kalief Ibrahim (voorheen Abu Bakr al-Baghdadi met zijn krijgsnaam, in werkelijkheid Ibrahim Awwad Ibrahim Ali al-Badri al-Samarra) werd gedecreteerd. De man zat vier jaar gevangen in een Amerikaans krijgskamp en leefde na zijn vrijlating als eensklapse emir een schimmig bestaan, ver verwijderd van pers en camera’s.

Er was eerst een genocide nodig op de Jezidi’s rond Sinjar – waarbij honderden vrouwen samen met hun kinderen levend begraven werden – alvorens president Obama besliste in Iraaks Koerdistan militair in te grijpen, zij het beperkt tot luchtaanvallen. Pas toen de terreurgroep IS ook overging tot de onthoofding van de Amerikaanse journalist James Foley – in identieke stijl als waarmee de jonge Amerikaanse zakenman Nick Berg tien jaar eerder was onthoofd door al-Zarqawi – ging Obama over tot een coalitieoorlog tegen het kalifaat, een operatie zonder grondtroepen die meer dan een decennium dreigt te zullen duren.

Had Obama eind 2008 iets beter geluisterd naar zijn Amerikaanse adviseurs in plaats van naar de marionet al-Maliki dan had de klus al lang kunnen geklaard zijn. ISI was toen, na een reeks aanvaringen met de Sons of Iraq van de auto-defensieve groep Awaking Anbar, nog geen 1.250 man sterk, had toen vrijwel nog geen Amerikaanse wapens buitgemaakt op de tinnen soldaatjes van al-Maliki, en kon zo onder de voet worden gelopen had Obama een paar Amerikaanse brigades naar Anbar gestuurd. Maar in plaats van troepen te sturen liet hij begaan, erger nog hij stopte plots iedere hulp aan de Sons of Iraq omdat de sektarisch denkende al-Maliki hen als soennieten verdacht had gemaakt bij de administratie van Obama.

Zowat iedere legercommandant weet ondertussen dat luchtaanvallen onmogelijk kunnen volstaan om het terroristenleger van de Islamitische Staat te verslaan. Dat bleek nog eens duidelijk op de bijeenkomst van legercommandanten van twintig landen op 14 oktober 2014 in Washington. Toen verklaarde de Nederlandse commandant Tom Middelknoop voor de NOS camera’s dat zonder het inzetten van grondtroepen de strijd tegen de Islamitische Staat decennia kon duren. Maar als Nobelprijs voor de Vrede dacht Obama er niet aan eigen grondtroepen te sturen. Dat moest een klus zijn voor het Iraakse leger, 5.400 hoger opgeleide strijders van het Vrije Syrische Leger en van de Koerdische Peshmerga.

Daardoor zit de wereld nu opgescheept met een surrealistisch schouwspel waar 62 landen het sterkste leger ter wereld moeten komen helpen om een zootje militair onopgeleid ongeregeld uit te schakelen dat het Franse Vreemdelingenlegioen op de grond destijds in zijn dooie eentje kan uitschakelen. Het no more American boots on the ground van Obama getuigt van een hypocrisie en laksheid die nog dateert uit de tijd van de Monroe doctrine. Dat op vier na alle Europese landen bereid waren om in de coalition of the willing mee te spelen illustreert nog maar eens het parasiteren van Europese legers onder de umbrella van Uncle Sam – iets wat nu al duurt sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. De logica van de situatie ware geweest dat de Amerikanen, die om Dick Cheney en zijn Halliburton ter wille te zijn, van Irak één grote puinhoop hadden gemaakt er zelf de rotzooi gingen opkuisen.

En als Obama de leepheid had gehad van een Angela Merkel en had willen vermijden dat extremistische moslims achteraf kwamen jammeren dat het westen hun droomkalifaat heeft vernietigd, dan had hij het militair commando toevertrouwd aan de Arabische Liga in plaats van aan zijn eigen Stars & Stripes CENTCOM. Amerikaanse instructeurs hadden dan in Saoedi-Arabië militaire training kunnen geven aan troepen uit Jordanië, de Verenigde Emiraten, Qatar, Bahrein en Saoedi-Arabië zelf. Want onder hun vijven hebben die meer dan genoeg F-16s om luchtaanvallen uit te oefenen, en voorts beschikken die vijf Golfstaten over voldoende petrodollars om desnoods een huurlingenleger van 100.000 man in te zetten voor de operaties op de grond. Bedrijven die dat soort troepen kunnen leveren staan ondertussen te springen om het vuile werk te mogen opknappen.

Nu riskeert Europa dat het na de vernietiging van het kalifaat het terrein wordt van terroristische aanslagen en onthoofdingen. Daarmee werd in Algerije trouwens al begonnen met de onthoofding van de Fransman Hervé Gourdel (zogezegd omdat Frankrijk deelneemt aan de raids op de Islamitische Staat). Europa riskeert een hoge prijs te betalen voor zijn slaafse transatlantische militaire politiek.

Merkwaardig is dat al dan niet westerse aanhangers van het kalifaat niet begrijpen waarom het westen hen wil uitschakelen. Ze beschouwen zichzelf als welzijnswerkers die naar Syrië zijn getrokken om de door Bashar al-Assad onderdrukte soennitische bevolking te helpen. De dood schrikt hen niet af want het is een eer voor jihadisten dat Allah hen heeft uitverkoren voor het martelaarschap. Een salafistische lezing van de Koran geeft hen de overtuiging dat ze het recht hebben om ongelovigen af te slachten. Die ongelovigen dat zijn dan de sjiietische moslims, de christenen, de Koerden, de Jezidi’s, ook de seculiere legers van Irak en Syrië, verder de Verenigde Staten en hun bondgenoten. De ellenlange lijst van wreedheden begaan in naam van het kalifaat zijn in hun ogen in het geheel geen wreedheden, ze doen gewoon wat de profeet Mohammed in zijn tijd deed, alsof de tijd veertien eeuwen heeft stilgestaan. Ze vinden zichzelf in het geheel niet werkelijkheidsvreemd: het zijn de ongelovige westerlingen die wereldvreemd zijn, die hen beletten hun werk als welzijnswerker te bemoeilijken.

Opgemerkt zij nog dat termen als ISIL (de Islamitische Staat van Irak en de Levant), ISIS en IS in de internationale pers door elkaar worden gebruikt. In het Verenigd Koninkrijk en in Frankrijk heeft men het doorgaans over ISIL, in de Verenigde Staten het meest over ISIS. De drie termen duiden geen geopolitiek afgebakende staat aan, maar slaan telkens op de terreurgroep van het kalifaat – groep die onmiskenbaar wortels heeft in al Qaida maar al Qaida boven het hoofd is gegroeid. Chronologisch gerangschikt is ISIL de oudste benaming die vanaf 8 april 2013. Dan volgt op eind april 2013, na de zogezegde samensmelting met al-Nusra, de term ISIS. En vanaf 29 juni 2014 heeft het kalifaat het over IS.Het heeft geduurd tot de onthoofding van de Amerikaanse journalist James Wright Foley alvorens de westerse wereld is ontwaakt. Pas nu realiseert men zich dat het op 29 juni 2014 zelfverklaarde kalifaat over een leger beschikt dat volgens Al Jazeera minstens 80.000 moedjahedien (jihadstrijders) rijk is – 50.000 in Syrië en 30.000 in Irak – onder hen ook 270 van de 340 Belgen en minstens 120 van de 140 Nederlanders die in Syrië zijn gaan vechten. Allicht zijn die cijfers over de troepensterkte overdreven en liggen cijfers als 20.000 (Syrië) en 15.000 (Irak) een stuk dichter bij de waarheid. Dat leger beschikt over een wapenarsenaal dat het veroverde op het Iraakse leger. Zowel de Franse president Hollande als Amerikaans minister van Defensie Chuck Hagel moesten na de terechtstelling van Foley schoorvoetend toegeven dat de IS (Islamic State) veel gevaarlijker is dan het ongeordende Al Qaida, dat nooit over een strak georganiseerd leger heeft kunnen beschikken. Voorlopig vormt het IS leger nog geen bedreiging voor het westen, maar er zijn weldegelijk fantasmagorische plannen om het kalifaat uit te breiden over heel het Midden-Oosten, over heel Noord-Afrika, en in Europa minstens over heel Spanje en Portugal. De zelfbenoemde kalief Ibrahim, in werkelijkheid Abu Bakr al-Baghdadi, had het in zijn toespraak in de Grote Moskee van al-Nuri in Mosoel op 2 juli 2014 over zijn plannen om het kalifaat uit te breiden tot in … Rome.

De grensoverschrijdende Islamitische Staat werd door geen enkel land erkend en kan economisch onmogelijk overleven omdat het zijn inkomsten moet halen uit olieverkoop, plunderingen, losgelden en afpersingen. ISIS mag dan al de rijkste terreurorganisatie ter wereld zijn, maar met meer dan twee miljard dollar, daarmee onderhoudt men geen staat. Beweringen dat de Islamitische Staat zich uitstrekt van heel Oost-Syrië tot de noordelijke helft van Irak zijn schromelijk overdreven: in werkelijkheid gaat het om een aantal veroverde steden en dorpen, nergens over hele provincies zoals goedkope propaganda laat geloven.

Het kalifaat zelf is een fictie, een droomverhaal voor salafisten, maar bestaat enkel in de hoofden van zijn uitsluitend Iraakse terroristische leiders. Geen van de notoire islamitische Schriftgeleerden die het heeft erkend. Het blijft een virtuele constructie waarmee geen enkele werkelijkheid mee overeen stemt.

De diepere oorzaak van de opkomst van een fenomeen als het kalifaat moet op twee vlakken worden gezocht. Vooreerst heeft het Amerikaans industrieel-militair complex grondig geblunderd tijdens de Sovjet bezetting van Afghanistan. Toen werden allerlei moedjahedien (ook die van Al Qaida) royaal gefinancierd door de Verenigde Staten. Finaal zijn ze groot geworden met Amerikaans geld. En dan was er de Irakoorlog (Tweede Golfoorlog die in 2003 begon). Het was een oorlog die zonder VN-mandaat werd gevoerd en die volslagen nodeloos was omdat er in het geheel geen massavernietigingswapens in Irak aanwezig waren, – een oorlog die er enkel kwam omdat de loopjongen van vicepresident Dick Cheney, George W. Bush, al contracten had getekend voor de wederopbouw van Irak toen de oorlog nog moest beginnen. Die oorlog heeft niet enkel geleid tot de terechtstelling van de soennitische dictator Saddam Hussein, maar ook tot een complete ontmanteling van het Iraakse leger.

Na de oorlog sloot het Amerikaanse industrieel-militair complex wel voor meer dan honderd miljoen dollar wapencontracten af met de aan de macht gebrachte marionettenregering van Nurmi al-Maliki op het eigenste moment dat een heel nieuw en onervaren leger er nauwelijks mee wist om te gaan. Het beleid van al-Maliki was een ware ramp voor het jonge nieuwe Iraakse leger. Of zoals de Amerikaanse NSA adviseur Tony Blinken het op 15 oktober 2014 in een interview met CBS News stelde: "The Iraqi forces, unfortunately, as a result of actions taken by the previous government, were in many aspects hollowed out. They were deprofessionalized. Competent commanders were moved out. Incompetent ones were moved in based on loyalty to the government."

Ondertussen voerde de visceraal sjiietische al-Maliki een bewind van repressie tegen alles wat soennitisch was. Gewezen militairen van Saddams leger richtten in Irak gewapende groepen op zoals het Naqshbandi leger terwijl anderen zich verzamelden rond de terreurgroep van Abu Musab al-Zarqawi, een oud-moedjahedien die in Afghanistan heeft mee gevochten tegen de Sovjet-bezetter. In confrontaties met goed getrainde ex-militairen van Saddam sloeg het onervaren en uitgeholde nieuwe Iraakse leger meerdere keren op de vlucht, waarbij wapens en tanks zo maar in handen vielen van de Naqshbandi en van de Al Qaida milities rond al-Zarqawi. Zo ontstond de eerste zwaar bewapende terreurgroep uit de Iraakse geschiedenis.

De Amerikaanse neoconservatieven, die zich krom hebben geijverd om in Irak toch maar een nodeloze Tweede Golfoorlog te ontketenen, hebben achteraf ongetwijfeld gelijk gekregen dat de opvolger van George W. Bush, president Barack Obama, ongelofelijk heeft geblunderd toen hij in december 2011 de laatste Amerikaanse troepen uit Irak wegtrok. Ondertussen hadden goed bewapende terroristen al vijf jaar eerder ISI uitgeroepen: de Islamitische Staat Irak, een terreurgroep waartegen het onervaren Iraakse leger uit het post-Saddam tijdvak, ondanks zijn overvloed aan Amerikaanse wapens, niet opgewassen was. Amerikaanse generaals hebben achteraf beschouwd gelijk gekregen dat er minstens 24.000 tot 36.000 Amerikaanse gevechtseenheden in Irak hadden moeten zijn gebleven om het nieuwe jonge Iraakse leger bij te staan in zijn strijd tegen de soennitische terreurgroep die ISI sinds 2006 geworden was.

De Verenigde Staten hebben in het Midden-Oosten sinds de Sovjet bezetting van Afghanistan in 1979 de ene blunder na de andere opgestapeld. Ze weigerden in te zien dat het onmogelijk is een democratie naar westers model op te dringen in landen met torenhoge religieuze tegenstellingen. De overgang van een dictatuur naar een democratie is een proces dat decennia lang begeleiding behoeft, niet iets dat na een paar jaar kan worden afgeblazen.

Toen in 2011 de Arabische Lente in de meeste moslimlanden doodgewoon de verkeerde kant op ging, en het duidelijk werd dat ze nog niet rijp waren voor een democratisch bewind, maakte Obama een nieuwe blunder toen hij in Syrië rebellengroepen ging steunen tegen het regime van Bashar al-Assad. Hierdoor kon de terreurgroep ISI, geleid door uitsluitend soennitische Irakezen uit het regime van Saddam Hussein, in het oosten van Syrië voet aan huis krijgen en sprak men niet langer van ISI, nu wel van ISIS (de Islamitische Staat van Irak en Syrië) die op 29 juni 2014 het zelfverklaarde grensoverschrijdende kalifaat uitriep met aan het hoofd de Irakees Abu Bakr al-Baghdadi, een oudgediende uit het regime van Saddam. Zo is het kalifaat de postume wraak geworden van Saddam Hussein.

De salafistische lezing van de Koran maakte het mogelijk dat IS (de Islamitische Staat, opvolger van ISIS) zich te buiten ging in een terreur die die van Maximilien Robespierre in het postrevolutionaire Frankrijk van de jaren 1790 ettelijke keren overschreed. Onthoofdingen (meer dan 6.000 in amper vier maanden tijd), kruisigingen, stenigingen, levend begraven worden, gijzelnemingen: het maakte plots deel uit van een in bloed ondergedompelde sharia zoals die door de zelfverklaarde kalief Ibrahim (voorheen Abu Bakr al-Baghdadi met zijn krijgsnaam, in werkelijkheid Ibrahim Awwad Ibrahim Ali al-Badri al-Samarra) werd gedecreteerd. De man zat vier jaar gevangen in een Amerikaans krijgskamp en leefde na zijn vrijlating als eensklapse emir een schimmig bestaan, ver verwijderd van pers en camera’s.

Er was eerst een genocide nodig op de Jezidi’s rond Sinjar – waarbij honderden vrouwen samen met hun kinderen levend begraven werden – alvorens president Obama besliste in Iraaks Koerdistan militair in te grijpen, zij het beperkt tot luchtaanvallen. Pas toen de terreurgroep IS ook overging tot de onthoofding van de Amerikaanse journalist James Foley – in identieke stijl als waarmee de jonge Amerikaanse zakenman Nick Berg tien jaar eerder was onthoofd door al-Zarqawi – ging Obama over tot een coalitieoorlog tegen het kalifaat, een operatie zonder grondtroepen die meer dan een decennium dreigt te zullen duren.

Had Obama eind 2008 iets beter geluisterd naar zijn Amerikaanse adviseurs in plaats van naar de marionet al-Maliki dan had de klus al lang kunnen geklaard zijn. ISI was toen, na een reeks aanvaringen met de Sons of Iraq van de auto-defensieve groep Awaking Anbar, nog geen 1.250 man sterk, had toen vrijwel nog geen Amerikaanse wapens buitgemaakt op de tinnen soldaatjes van al-Maliki, en kon zo onder de voet worden gelopen had Obama een paar Amerikaanse brigades naar Anbar gestuurd. Maar in plaats van troepen te sturen liet hij begaan, erger nog hij stopte plots iedere hulp aan de Sons of Iraq omdat de sektarisch denkende al-Maliki hen als soennieten verdacht had gemaakt bij de administratie van Obama.

Zowat iedere legercommandant weet ondertussen dat luchtaanvallen onmogelijk kunnen volstaan om het terroristenleger van de Islamitische Staat te verslaan. Dat bleek nog eens duidelijk op de bijeenkomst van legercommandanten van twintig landen op 14 oktober 2014 in Washington. Toen verklaarde de Nederlandse commandant Tom Middelknoop voor de NOS camera’s dat zonder het inzetten van grondtroepen de strijd tegen de Islamitische Staat decennia kon duren. Maar als Nobelprijs voor de Vrede dacht Obama er niet aan eigen grondtroepen te sturen. Dat moest een klus zijn voor het Iraakse leger, 5.400 hoger opgeleide strijders van het Vrije Syrische Leger en van de Koerdische Peshmerga.

Daardoor zit de wereld nu opgescheept met een surrealistisch schouwspel waar 62 landen het sterkste leger ter wereld moeten komen helpen om een zootje militair onopgeleid ongeregeld uit te schakelen dat het Franse Vreemdelingenlegioen op de grond destijds in zijn dooie eentje kan uitschakelen. Het no more American boots on the ground van Obama getuigt van een hypocrisie en laksheid die nog dateert uit de tijd van de Monroe doctrine. Dat op vier na alle Europese landen bereid waren om in de coalition of the willing mee te spelen illustreert nog maar eens het parasiteren van Europese legers onder de umbrella van Uncle Sam – iets wat nu al duurt sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. De logica van de situatie ware geweest dat de Amerikanen, die om Dick Cheney en zijn Halliburton ter wille te zijn, van Irak één grote puinhoop hadden gemaakt er zelf de rotzooi gingen opkuisen.

En als Obama de leepheid had gehad van een Angela Merkel en had willen vermijden dat extremistische moslims achteraf kwamen jammeren dat het westen hun droomkalifaat heeft vernietigd, dan had hij het militair commando toevertrouwd aan de Arabische Liga in plaats van aan zijn eigen Stars & Stripes CENTCOM. Amerikaanse instructeurs hadden dan in Saoedi-Arabië militaire training kunnen geven aan troepen uit Jordanië, de Verenigde Emiraten, Qatar, Bahrein en Saoedi-Arabië zelf. Want onder hun vijven hebben die meer dan genoeg F-16s om luchtaanvallen uit te oefenen, en voorts beschikken die vijf Golfstaten over voldoende petrodollars om desnoods een huurlingenleger van 100.000 man in te zetten voor de operaties op de grond. Bedrijven die dat soort troepen kunnen leveren staan ondertussen te springen om het vuile werk te mogen opknappen.

Nu riskeert Europa dat het na de vernietiging van het kalifaat het terrein wordt van terroristische aanslagen en onthoofdingen. Daarmee werd in Algerije trouwens al begonnen met de onthoofding van de Fransman Hervé Gourdel (zogezegd omdat Frankrijk deelneemt aan de raids op de Islamitische Staat). Europa riskeert een hoge prijs te betalen voor zijn slaafse transatlantische militaire politiek.

Merkwaardig is dat al dan niet westerse aanhangers van het kalifaat niet begrijpen waarom het westen hen wil uitschakelen. Ze beschouwen zichzelf als welzijnswerkers die naar Syrië zijn getrokken om de door Bashar al-Assad onderdrukte soennitische bevolking te helpen. De dood schrikt hen niet af want het is een eer voor jihadisten dat Allah hen heeft uitverkoren voor het martelaarschap. Een salafistische lezing van de Koran geeft hen de overtuiging dat ze het recht hebben om ongelovigen af te slachten. Die ongelovigen dat zijn dan de sjiietische moslims, de christenen, de Koerden, de Jezidi’s, ook de seculiere legers van Irak en Syrië, verder de Verenigde Staten en hun bondgenoten. De ellenlange lijst van wreedheden begaan in naam van het kalifaat zijn in hun ogen in het geheel geen wreedheden, ze doen gewoon wat de profeet Mohammed in zijn tijd deed, alsof de tijd veertien eeuwen heeft stilgestaan. Ze vinden zichzelf in het geheel niet werkelijkheidsvreemd: het zijn de ongelovige westerlingen die wereldvreemd zijn, die hen beletten hun werk als welzijnswerker te bemoeilijken.

Opgemerkt zij nog dat termen als ISIL (de Islamitische Staat van Irak en de Levant), ISIS en IS in de internationale pers door elkaar worden gebruikt. In het Verenigd Koninkrijk en in Frankrijk heeft men het doorgaans over ISIL, in de Verenigde Staten het meest over ISIS. De drie termen duiden geen geopolitiek afgebakende staat aan, maar slaan telkens op de terreurgroep van het kalifaat – groep die onmiskenbaar wortels heeft in al Qaida maar al Qaida boven het hoofd is gegroeid. Chronologisch gerangschikt is ISIL de oudste benaming die vanaf 8 april 2013. Dan volgt op eind april 2013, na de zogezegde samensmelting met al-Nusra, de term ISIS. En vanaf 29 juni 2014 heeft het kalifaat het over IS.Het heeft geduurd tot de onthoofding van de Amerikaanse journalist James Wright Foley alvorens de westerse wereld is ontwaakt. Pas nu realiseert men zich dat het op 29 juni 2014 zelfverklaarde kalifaat over een leger beschikt dat volgens Al Jazeera minstens 80.000 moedjahedien (jihadstrijders) rijk is – 50.000 in Syrië en 30.000 in Irak – onder hen ook 270 van de 340 Belgen en minstens 120 van de 140 Nederlanders die in Syrië zijn gaan vechten. Allicht zijn die cijfers over de troepensterkte overdreven en liggen cijfers als 20.000 (Syrië) en 15.000 (Irak) een stuk dichter bij de waarheid. Dat leger beschikt over een wapenarsenaal dat het veroverde op het Iraakse leger. Zowel de Franse president Hollande als Amerikaans minister van Defensie Chuck Hagel moesten na de terechtstelling van Foley schoorvoetend toegeven dat de IS (Islamic State) veel gevaarlijker is dan het ongeordende Al Qaida, dat nooit over een strak georganiseerd leger heeft kunnen beschikken. Voorlopig vormt het IS leger nog geen bedreiging voor het westen, maar er zijn weldegelijk fantasmagorische plannen om het kalifaat uit te breiden over heel het Midden-Oosten, over heel Noord-Afrika, en in Europa minstens over heel Spanje en Portugal. De zelfbenoemde kalief Ibrahim, in werkelijkheid Abu Bakr al-Baghdadi, had het in zijn toespraak in de Grote Moskee van al-Nuri in Mosoel op 2 juli 2014 over zijn plannen om het kalifaat uit te breiden tot in … Rome.

De grensoverschrijdende Islamitische Staat werd door geen enkel land erkend en kan economisch onmogelijk overleven omdat het zijn inkomsten moet halen uit olieverkoop, plunderingen, losgelden en afpersingen. ISIS mag dan al de rijkste terreurorganisatie ter wereld zijn, maar met meer dan twee miljard dollar, daarmee onderhoudt men geen staat. Beweringen dat de Islamitische Staat zich uitstrekt van heel Oost-Syrië tot de noordelijke helft van Irak zijn schromelijk overdreven: in werkelijkheid gaat het om een aantal veroverde steden en dorpen, nergens over hele provincies zoals goedkope propaganda laat geloven.

Het kalifaat zelf is een fictie, een droomverhaal voor salafisten, maar bestaat enkel in de hoofden van zijn uitsluitend Iraakse terroristische leiders. Geen van de notoire islamitische Schriftgeleerden die het heeft erkend. Het blijft een virtuele constructie waarmee geen enkele werkelijkheid mee overeen stemt.

De diepere oorzaak van de opkomst van een fenomeen als het kalifaat moet op twee vlakken worden gezocht. Vooreerst heeft het Amerikaans industrieel-militair complex grondig geblunderd tijdens de Sovjet bezetting van Afghanistan. Toen werden allerlei moedjahedien (ook die van Al Qaida) royaal gefinancierd door de Verenigde Staten. Finaal zijn ze groot geworden met Amerikaans geld. En dan was er de Irakoorlog (Tweede Golfoorlog die in 2003 begon). Het was een oorlog die zonder VN-mandaat werd gevoerd en die volslagen nodeloos was omdat er in het geheel geen massavernietigingswapens in Irak aanwezig waren, – een oorlog die er enkel kwam omdat de loopjongen van vicepresident Dick Cheney, George W. Bush, al contracten had getekend voor de wederopbouw van Irak toen de oorlog nog moest beginnen. Die oorlog heeft niet enkel geleid tot de terechtstelling van de soennitische dictator Saddam Hussein, maar ook tot een complete ontmanteling van het Iraakse leger.

Na de oorlog sloot het Amerikaanse industrieel-militair complex wel voor meer dan honderd miljoen dollar wapencontracten af met de aan de macht gebrachte marionettenregering van Nurmi al-Maliki op het eigenste moment dat een heel nieuw en onervaren leger er nauwelijks mee wist om te gaan. Het beleid van al-Maliki was een ware ramp voor het jonge nieuwe Iraakse leger. Of zoals de Amerikaanse NSA adviseur Tony Blinken het op 15 oktober 2014 in een interview met CBS News stelde: "The Iraqi forces, unfortunately, as a result of actions taken by the previous government, were in many aspects hollowed out. They were deprofessionalized. Competent commanders were moved out. Incompetent ones were moved in based on loyalty to the government."

Ondertussen voerde de visceraal sjiietische al-Maliki een bewind van repressie tegen alles wat soennitisch was. Gewezen militairen van Saddams leger richtten in Irak gewapende groepen op zoals het Naqshbandi leger terwijl anderen zich verzamelden rond de terreurgroep van Abu Musab al-Zarqawi, een oud-moedjahedien die in Afghanistan heeft mee gevochten tegen de Sovjet-bezetter. In confrontaties met goed getrainde ex-militairen van Saddam sloeg het onervaren en uitgeholde nieuwe Iraakse leger meerdere keren op de vlucht, waarbij wapens en tanks zo maar in handen vielen van de Naqshbandi en van de Al Qaida milities rond al-Zarqawi. Zo ontstond de eerste zwaar bewapende terreurgroep uit de Iraakse geschiedenis.

De Amerikaanse neoconservatieven, die zich krom hebben geijverd om in Irak toch maar een nodeloze Tweede Golfoorlog te ontketenen, hebben achteraf ongetwijfeld gelijk gekregen dat de opvolger van George W. Bush, president Barack Obama, ongelofelijk heeft geblunderd toen hij in december 2011 de laatste Amerikaanse troepen uit Irak wegtrok. Ondertussen hadden goed bewapende terroristen al vijf jaar eerder ISI uitgeroepen: de Islamitische Staat Irak, een terreurgroep waartegen het onervaren Iraakse leger uit het post-Saddam tijdvak, ondanks zijn overvloed aan Amerikaanse wapens, niet opgewassen was. Amerikaanse generaals hebben achteraf beschouwd gelijk gekregen dat er minstens 24.000 tot 36.000 Amerikaanse gevechtseenheden in Irak hadden moeten zijn gebleven om het nieuwe jonge Iraakse leger bij te staan in zijn strijd tegen de soennitische terreurgroep die ISI sinds 2006 geworden was.

De Verenigde Staten hebben in het Midden-Oosten sinds de Sovjet bezetting van Afghanistan in 1979 de ene blunder na de andere opgestapeld. Ze weigerden in te zien dat het onmogelijk is een democratie naar westers model op te dringen in landen met torenhoge religieuze tegenstellingen. De overgang van een dictatuur naar een democratie is een proces dat decennia lang begeleiding behoeft, niet iets dat na een paar jaar kan worden afgeblazen.

Toen in 2011 de Arabische Lente in de meeste moslimlanden doodgewoon de verkeerde kant op ging, en het duidelijk werd dat ze nog niet rijp waren voor een democratisch bewind, maakte Obama een nieuwe blunder toen hij in Syrië rebellengroepen ging steunen tegen het regime van Bashar al-Assad. Hierdoor kon de terreurgroep ISI, geleid door uitsluitend soennitische Irakezen uit het regime van Saddam Hussein, in het oosten van Syrië voet aan huis krijgen en sprak men niet langer van ISI, nu wel van ISIS (de Islamitische Staat van Irak en Syrië) die op 29 juni 2014 het zelfverklaarde grensoverschrijdende kalifaat uitriep met aan het hoofd de Irakees Abu Bakr al-Baghdadi, een oudgediende uit het regime van Saddam. Zo is het kalifaat de postume wraak geworden van Saddam Hussein.

De salafistische lezing van de Koran maakte het mogelijk dat IS (de Islamitische Staat, opvolger van ISIS) zich te buiten ging in een terreur die die van Maximilien Robespierre in het postrevolutionaire Frankrijk van de jaren 1790 ettelijke keren overschreed. Onthoofdingen (meer dan 6.000 in amper vier maanden tijd), kruisigingen, stenigingen, levend begraven worden, gijzelnemingen: het maakte plots deel uit van een in bloed ondergedompelde sharia zoals die door de zelfverklaarde kalief Ibrahim (voorheen Abu Bakr al-Baghdadi met zijn krijgsnaam, in werkelijkheid Ibrahim Awwad Ibrahim Ali al-Badri al-Samarra) werd gedecreteerd. De man zat vier jaar gevangen in een Amerikaans krijgskamp en leefde na zijn vrijlating als eensklapse emir een schimmig bestaan, ver verwijderd van pers en camera’s.

Er was eerst een genocide nodig op de Jezidi’s rond Sinjar – waarbij honderden vrouwen samen met hun kinderen levend begraven werden – alvorens president Obama besliste in Iraaks Koerdistan militair in te grijpen, zij het beperkt tot luchtaanvallen. Pas toen de terreurgroep IS ook overging tot de onthoofding van de Amerikaanse journalist James Foley – in identieke stijl als waarmee de jonge Amerikaanse zakenman Nick Berg tien jaar eerder was onthoofd door al-Zarqawi – ging Obama over tot een coalitieoorlog tegen het kalifaat, een operatie zonder grondtroepen die meer dan een decennium dreigt te zullen duren.

Had Obama eind 2008 iets beter geluisterd naar zijn Amerikaanse adviseurs in plaats van naar de marionet al-Maliki dan had de klus al lang kunnen geklaard zijn. ISI was toen, na een reeks aanvaringen met de Sons of Iraq van de auto-defensieve groep Awaking Anbar, nog geen 1.250 man sterk, had toen vrijwel nog geen Amerikaanse wapens buitgemaakt op de tinnen soldaatjes van al-Maliki, en kon zo onder de voet worden gelopen had Obama een paar Amerikaanse brigades naar Anbar gestuurd. Maar in plaats van troepen te sturen liet hij begaan, erger nog hij stopte plots iedere hulp aan de Sons of Iraq omdat de sektarisch denkende al-Maliki hen als soennieten verdacht had gemaakt bij de administratie van Obama.

Zowat iedere legercommandant weet ondertussen dat luchtaanvallen onmogelijk kunnen volstaan om het terroristenleger van de Islamitische Staat te verslaan. Dat bleek nog eens duidelijk op de bijeenkomst van legercommandanten van twintig landen op 14 oktober 2014 in Washington. Toen verklaarde de Nederlandse commandant Tom Middelknoop voor de NOS camera’s dat zonder het inzetten van grondtroepen de strijd tegen de Islamitische Staat decennia kon duren. Maar als Nobelprijs voor de Vrede dacht Obama er niet aan eigen grondtroepen te sturen. Dat moest een klus zijn voor het Iraakse leger, 5.400 hoger opgeleide strijders van het Vrije Syrische Leger en van de Koerdische Peshmerga.

Daardoor zit de wereld nu opgescheept met een surrealistisch schouwspel waar 62 landen het sterkste leger ter wereld moeten komen helpen om een zootje militair onopgeleid ongeregeld uit te schakelen dat het Franse Vreemdelingenlegioen op de grond destijds in zijn dooie eentje kan uitschakelen. Het no more American boots on the ground van Obama getuigt van een hypocrisie en laksheid die nog dateert uit de tijd van de Monroe doctrine. Dat op vier na alle Europese landen bereid waren om in de coalition of the willing mee te spelen illustreert nog maar eens het parasiteren van Europese legers onder de umbrella van Uncle Sam – iets wat nu al duurt sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. De logica van de situatie ware geweest dat de Amerikanen, die om Dick Cheney en zijn Halliburton ter wille te zijn, van Irak één grote puinhoop hadden gemaakt er zelf de rotzooi gingen opkuisen.

En als Obama de leepheid had gehad van een Angela Merkel en had willen vermijden dat extremistische moslims achteraf kwamen jammeren dat het westen hun droomkalifaat heeft vernietigd, dan had hij het militair commando toevertrouwd aan de Arabische Liga in plaats van aan zijn eigen Stars & Stripes CENTCOM. Amerikaanse instructeurs hadden dan in Saoedi-Arabië militaire training kunnen geven aan troepen uit Jordanië, de Verenigde Emiraten, Qatar, Bahrein en Saoedi-Arabië zelf. Want onder hun vijven hebben die meer dan genoeg F-16s om luchtaanvallen uit te oefenen, en voorts beschikken die vijf Golfstaten over voldoende petrodollars om desnoods een huurlingenleger van 100.000 man in te zetten voor de operaties op de grond. Bedrijven die dat soort troepen kunnen leveren staan ondertussen te springen om het vuile werk te mogen opknappen.

Nu riskeert Europa dat het na de vernietiging van het kalifaat het terrein wordt van terroristische aanslagen en onthoofdingen. Daarmee werd in Algerije trouwens al begonnen met de onthoofding van de Fransman Hervé Gourdel (zogezegd omdat Frankrijk deelneemt aan de raids op de Islamitische Staat). Europa riskeert een hoge prijs te betalen voor zijn slaafse transatlantische militaire politiek.

Merkwaardig is dat al dan niet westerse aanhangers van het kalifaat niet begrijpen waarom het westen hen wil uitschakelen. Ze beschouwen zichzelf als welzijnswerkers die naar Syrië zijn getrokken om de door Bashar al-Assad onderdrukte soennitische bevolking te helpen. De dood schrikt hen niet af want het is een eer voor jihadisten dat Allah hen heeft uitverkoren voor het martelaarschap. Een salafistische lezing van de Koran geeft hen de overtuiging dat ze het recht hebben om ongelovigen af te slachten. Die ongelovigen dat zijn dan de sjiietische moslims, de christenen, de Koerden, de Jezidi’s, ook de seculiere legers van Irak en Syrië, verder de Verenigde Staten en hun bondgenoten. De ellenlange lijst van wreedheden begaan in naam van het kalifaat zijn in hun ogen in het geheel geen wreedheden, ze doen gewoon wat de profeet Mohammed in zijn tijd deed, alsof de tijd veertien eeuwen heeft stilgestaan. Ze vinden zichzelf in het geheel niet werkelijkheidsvreemd: het zijn de ongelovige westerlingen die wereldvreemd zijn, die hen beletten hun werk als welzijnswerker te bemoeilijken.

Opgemerkt zij nog dat termen als ISIL (de Islamitische Staat van Irak en de Levant), ISIS en IS in de internationale pers door elkaar worden gebruikt. In het Verenigd Koninkrijk en in Frankrijk heeft men het doorgaans over ISIL, in de Verenigde Staten het meest over ISIS. De drie termen duiden geen geopolitiek afgebakende staat aan, maar slaan telkens op de terreurgroep van het kalifaat – groep die onmiskenbaar wortels heeft in al Qaida maar al Qaida boven het hoofd is gegroeid. Chronologisch gerangschikt is ISIL de oudste benaming die vanaf 8 april 2013. Dan volgt op eind april 2013, na de zogezegde samensmelting met al-Nusra, de term ISIS. En vanaf 29 juni 2014 heeft het kalifaat het over IS.

Het heeft geduurd tot de onthoofding van de Amerikaanse journalist James Wright Foley alvorens de westerse wereld is ontwaakt. Pas nu realiseert men zich dat het op 29 juni 2014 zelfverklaarde kalifaat over een leger beschikt dat volgens Al Jazeera minstens 80.000 moedjahedien (jihadstrijders) rijk is – 50.000 in Syrië en 30.000 in Irak – onder hen ook 270 van de 340 Belgen en minstens 120 van de 140 Nederlanders die in Syrië zijn gaan vechten. Allicht zijn die cijfers over de troepensterkte overdreven en liggen cijfers als 20.000 (Syrië) en 15.000 (Irak) een stuk dichter bij de waarheid. Dat leger beschikt over een wapenarsenaal dat het veroverde op het Iraakse leger. Zowel de Franse president Hollande als Amerikaans minister van Defensie Chuck Hagel moesten na de terechtstelling van Foley schoorvoetend toegeven dat de IS (Islamic State) veel gevaarlijker is dan het ongeordende Al Qaida, dat nooit over een strak georganiseerd leger heeft kunnen beschikken. Voorlopig vormt het IS leger nog geen bedreiging voor het westen, maar er zijn weldegelijk fantasmagorische plannen om het kalifaat uit te breiden over heel het Midden-Oosten, over heel Noord-Afrika, en in Europa minstens over heel Spanje en Portugal. De zelfbenoemde kalief Ibrahim, in werkelijkheid Abu Bakr al-Baghdadi, had het in zijn toespraak in de Grote Moskee van al-Nuri in Mosoel op 2 juli 2014 over zijn plannen om het kalifaat uit te breiden tot in … Rome.

De grensoverschrijdende Islamitische Staat werd door geen enkel land erkend en kan economisch onmogelijk overleven omdat het zijn inkomsten moet halen uit olieverkoop, plunderingen, losgelden en afpersingen. ISIS mag dan al de rijkste terreurorganisatie ter wereld zijn, maar met meer dan twee miljard dollar, daarmee onderhoudt men geen staat. Beweringen dat de Islamitische Staat zich uitstrekt van heel Oost-Syrië tot de noordelijke helft van Irak zijn schromelijk overdreven: in werkelijkheid gaat het om een aantal veroverde steden en dorpen, nergens over hele provincies zoals goedkope propaganda laat geloven.

Het kalifaat zelf is een fictie, een droomverhaal voor salafisten, maar bestaat enkel in de hoofden van zijn uitsluitend Iraakse terroristische leiders. Geen van de notoire islamitische Schriftgeleerden die het heeft erkend. Het blijft een virtuele constructie waarmee geen enkele werkelijkheid mee overeen stemt.

De diepere oorzaak van de opkomst van een fenomeen als het kalifaat moet op twee vlakken worden gezocht. Vooreerst heeft het Amerikaans industrieel-militair complex grondig geblunderd tijdens de Sovjet bezetting van Afghanistan. Toen werden allerlei moedjahedien (ook die van Al Qaida) royaal gefinancierd door de Verenigde Staten. Finaal zijn ze groot geworden met Amerikaans geld. En dan was er de Irakoorlog (Tweede Golfoorlog die in 2003 begon). Het was een oorlog die zonder VN-mandaat werd gevoerd en die volslagen nodeloos was omdat er in het geheel geen massavernietigingswapens in Irak aanwezig waren, – een oorlog die er enkel kwam omdat de loopjongen van vicepresident Dick Cheney, George W. Bush, al contracten had getekend voor de wederopbouw van Irak toen de oorlog nog moest beginnen. Die oorlog heeft niet enkel geleid tot de terechtstelling van de soennitische dictator Saddam Hussein, maar ook tot een complete ontmanteling van het Iraakse leger.

Na de oorlog sloot het Amerikaanse industrieel-militair complex wel voor meer dan honderd miljoen dollar wapencontracten af met de aan de macht gebrachte marionettenregering van Nurmi al-Maliki op het eigenste moment dat een heel nieuw en onervaren leger er nauwelijks mee wist om te gaan. Het beleid van al-Maliki was een ware ramp voor het jonge nieuwe Iraakse leger. Of zoals de Amerikaanse NSA adviseur Tony Blinken het op 15 oktober 2014 in een interview met CBS News stelde: "The Iraqi forces, unfortunately, as a result of actions taken by the previous government, were in many aspects hollowed out. They were deprofessionalized. Competent commanders were moved out. Incompetent ones were moved in based on loyalty to the government."

Ondertussen voerde de visceraal sjiietische al-Maliki een bewind van repressie tegen alles wat soennitisch was. Gewezen militairen van Saddams leger richtten in Irak gewapende groepen op zoals het Naqshbandi leger terwijl anderen zich verzamelden rond de terreurgroep van Abu Musab al-Zarqawi, een oud-moedjahedien die in Afghanistan heeft mee gevochten tegen de Sovjet-bezetter. In confrontaties met goed getrainde ex-militairen van Saddam sloeg het onervaren en uitgeholde nieuwe Iraakse leger meerdere keren op de vlucht, waarbij wapens en tanks zo maar in handen vielen van de Naqshbandi en van de Al Qaida milities rond al-Zarqawi. Zo ontstond de eerste zwaar bewapende terreurgroep uit de Iraakse geschiedenis.

De Amerikaanse neoconservatieven, die zich krom hebben geijverd om in Irak toch maar een nodeloze Tweede Golfoorlog te ontketenen, hebben achteraf ongetwijfeld gelijk gekregen dat de opvolger van George W. Bush, president Barack Obama, ongelofelijk heeft geblunderd toen hij in december 2011 de laatste Amerikaanse troepen uit Irak wegtrok. Ondertussen hadden goed bewapende terroristen al vijf jaar eerder ISI uitgeroepen: de Islamitische Staat Irak, een terreurgroep waartegen het onervaren Iraakse leger uit het post-Saddam tijdvak, ondanks zijn overvloed aan Amerikaanse wapens, niet opgewassen was. Amerikaanse generaals hebben achteraf beschouwd gelijk gekregen dat er minstens 24.000 tot 36.000 Amerikaanse gevechtseenheden in Irak hadden moeten zijn gebleven om het nieuwe jonge Iraakse leger bij te staan in zijn strijd tegen de soennitische terreurgroep die ISI sinds 2006 geworden was.

De Verenigde Staten hebben in het Midden-Oosten sinds de Sovjet bezetting van Afghanistan in 1979 de ene blunder na de andere opgestapeld. Ze weigerden in te zien dat het onmogelijk is een democratie naar westers model op te dringen in landen met torenhoge religieuze tegenstellingen. De overgang van een dictatuur naar een democratie is een proces dat decennia lang begeleiding behoeft, niet iets dat na een paar jaar kan worden afgeblazen.

Toen in 2011 de Arabische Lente in de meeste moslimlanden doodgewoon de verkeerde kant op ging, en het duidelijk werd dat ze nog niet rijp waren voor een democratisch bewind, maakte Obama een nieuwe blunder toen hij in Syrië rebellengroepen ging steunen tegen het regime van Bashar al-Assad. Hierdoor kon de terreurgroep ISI, geleid door uitsluitend soennitische Irakezen uit het regime van Saddam Hussein, in het oosten van Syrië voet aan huis krijgen en sprak men niet langer van ISI, nu wel van ISIS (de Islamitische Staat van Irak en Syrië) die op 29 juni 2014 het zelfverklaarde grensoverschrijdende kalifaat uitriep met aan het hoofd de Irakees Abu Bakr al-Baghdadi, een oudgediende uit het regime van Saddam. Zo is het kalifaat de postume wraak geworden van Saddam Hussein.

De salafistische lezing van de Koran maakte het mogelijk dat IS (de Islamitische Staat, opvolger van ISIS) zich te buiten ging in een terreur die die van Maximilien Robespierre in het postrevolutionaire Frankrijk van de jaren 1790 ettelijke keren overschreed. Onthoofdingen (meer dan 6.000 in amper vier maanden tijd), kruisigingen, stenigingen, levend begraven worden, gijzelnemingen: het maakte plots deel uit van een in bloed ondergedompelde sharia zoals die door de zelfverklaarde kalief Ibrahim (voorheen Abu Bakr al-Baghdadi met zijn krijgsnaam, in werkelijkheid Ibrahim Awwad Ibrahim Ali al-Badri al-Samarra) werd gedecreteerd. De man zat vier jaar gevangen in een Amerikaans krijgskamp en leefde na zijn vrijlating als eensklapse emir een schimmig bestaan, ver verwijderd van pers en camera’s.

Er was eerst een genocide nodig op de Jezidi’s rond Sinjar – waarbij honderden vrouwen samen met hun kinderen levend begraven werden – alvorens president Obama besliste in Iraaks Koerdistan militair in te grijpen, zij het beperkt tot luchtaanvallen. Pas toen de terreurgroep IS ook overging tot de onthoofding van de Amerikaanse journalist James Foley – in identieke stijl als waarmee de jonge Amerikaanse zakenman Nick Berg tien jaar eerder was onthoofd door al-Zarqawi – ging Obama over tot een coalitieoorlog tegen het kalifaat, een operatie zonder grondtroepen die meer dan een decennium dreigt te zullen duren.

Had Obama eind 2008 iets beter geluisterd naar zijn Amerikaanse adviseurs in plaats van naar de marionet al-Maliki dan had de klus al lang kunnen geklaard zijn. ISI was toen, na een reeks aanvaringen met de Sons of Iraq van de auto-defensieve groep Awaking Anbar, nog geen 1.250 man sterk, had toen vrijwel nog geen Amerikaanse wapens buitgemaakt op de tinnen soldaatjes van al-Maliki, en kon zo onder de voet worden gelopen had Obama een paar Amerikaanse brigades naar Anbar gestuurd. Maar in plaats van troepen te sturen liet hij begaan, erger nog hij stopte plots iedere hulp aan de Sons of Iraq omdat de sektarisch denkende al-Maliki hen als soennieten verdacht had gemaakt bij de administratie van Obama.

Zowat iedere legercommandant weet ondertussen dat luchtaanvallen onmogelijk kunnen volstaan om het terroristenleger van de Islamitische Staat te verslaan. Dat bleek nog eens duidelijk op de bijeenkomst van legercommandanten van twintig landen op 14 oktober 2014 in Washington. Toen verklaarde de Nederlandse commandant Tom Middelknoop voor de NOS camera’s dat zonder het inzetten van grondtroepen de strijd tegen de Islamitische Staat decennia kon duren. Maar als Nobelprijs voor de Vrede dacht Obama er niet aan eigen grondtroepen te sturen. Dat moest een klus zijn voor het Iraakse leger, 5.400 hoger opgeleide strijders van het Vrije Syrische Leger en van de Koerdische Peshmerga.

Daardoor zit de wereld nu opgescheept met een surrealistisch schouwspel waar 62 landen het sterkste leger ter wereld moeten komen helpen om een zootje militair onopgeleid ongeregeld uit te schakelen dat het Franse Vreemdelingenlegioen op de grond destijds in zijn dooie eentje kan uitschakelen. Het no more American boots on the ground van Obama getuigt van een hypocrisie en laksheid die nog dateert uit de tijd van de Monroe doctrine. Dat op vier na alle Europese landen bereid waren om in de coalition of the willing mee te spelen illustreert nog maar eens het parasiteren van Europese legers onder de umbrella van Uncle Sam – iets wat nu al duurt sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. De logica van de situatie ware geweest dat de Amerikanen, die om Dick Cheney en zijn Halliburton ter wille te zijn, van Irak één grote puinhoop hadden gemaakt er zelf de rotzooi gingen opkuisen.

En als Obama de leepheid had gehad van een Angela Merkel en had willen vermijden dat extremistische moslims achteraf kwamen jammeren dat het westen hun droomkalifaat heeft vernietigd, dan had hij het militair commando toevertrouwd aan de Arabische Liga in plaats van aan zijn eigen Stars & Stripes CENTCOM. Amerikaanse instructeurs hadden dan in Saoedi-Arabië militaire training kunnen geven aan troepen uit Jordanië, de Verenigde Emiraten, Qatar, Bahrein en Saoedi-Arabië zelf. Want onder hun vijven hebben die meer dan genoeg F-16s om luchtaanvallen uit te oefenen, en voorts beschikken die vijf Golfstaten over voldoende petrodollars om desnoods een huurlingenleger van 100.000 man in te zetten voor de operaties op de grond. Bedrijven die dat soort troepen kunnen leveren staan ondertussen te springen om het vuile werk te mogen opknappen.

Nu riskeert Europa dat het na de vernietiging van het kalifaat het terrein wordt van terroristische aanslagen en onthoofdingen. Daarmee werd in Algerije trouwens al begonnen met de onthoofding van de Fransman Hervé Gourdel (zogezegd omdat Frankrijk deelneemt aan de raids op de Islamitische Staat). Europa riskeert een hoge prijs te betalen voor zijn slaafse transatlantische militaire politiek.

Merkwaardig is dat al dan niet westerse aanhangers van het kalifaat niet begrijpen waarom het westen hen wil uitschakelen. Ze beschouwen zichzelf als welzijnswerkers die naar Syrië zijn getrokken om de door Bashar al-Assad onderdrukte soennitische bevolking te helpen. De dood schrikt hen niet af want het is een eer voor jihadisten dat Allah hen heeft uitverkoren voor het martelaarschap. Een salafistische lezing van de Koran geeft hen de overtuiging dat ze het recht hebben om ongelovigen af te slachten. Die ongelovigen dat zijn dan de sjiietische moslims, de christenen, de Koerden, de Jezidi’s, ook de seculiere legers van Irak en Syrië, verder de Verenigde Staten en hun bondgenoten. De ellenlange lijst van wreedheden begaan in naam van het kalifaat zijn in hun ogen in het geheel geen wreedheden, ze doen gewoon wat de profeet Mohammed in zijn tijd deed, alsof de tijd veertien eeuwen heeft stilgestaan. Ze vinden zichzelf in het geheel niet werkelijkheidsvreemd: het zijn de ongelovige westerlingen die wereldvreemd zijn, die hen beletten hun werk als welzijnswerker te bemoeilijken.

Opgemerkt zij nog dat termen als ISIL (de Islamitische Staat van Irak en de Levant), ISIS en IS in de internationale pers door elkaar worden gebruikt. In het Verenigd Koninkrijk en in Frankrijk heeft men het doorgaans over ISIL, in de Verenigde Staten het meest over ISIS. De drie termen duiden geen geopolitiek afgebakende staat aan, maar slaan telkens op de terreurgroep van het kalifaat – groep die onmiskenbaar wortels heeft in al Qaida maar al Qaida boven het hoofd is gegroeid. Chronologisch gerangschikt is ISIL de oudste benaming die vanaf 8 april 2013. Dan volgt op eind april 2013, na de zogezegde samensmelting met al-Nusra, de term ISIS. En vanaf 29 juni 2014 heeft het kalifaat het over IS.Het heeft geduurd tot de onthoofding van de Amerikaanse journalist James Wright Foley alvorens de westerse wereld is ontwaakt. Pas nu realiseert men zich dat het op 29 juni 2014 zelfverklaarde kalifaat over een leger beschikt dat volgens Al Jazeera minstens 80.000 moedjahedien (jihadstrijders) rijk is – 50.000 in Syrië en 30.000 in Irak – onder hen ook 270 van de 340 Belgen en minstens 120 van de 140 Nederlanders die in Syrië zijn gaan vechten. Allicht zijn die cijfers over de troepensterkte overdreven en liggen cijfers als 20.000 (Syrië) en 15.000 (Irak) een stuk dichter bij de waarheid. Dat leger beschikt over een wapenarsenaal dat het veroverde op het Iraakse leger. Zowel de Franse president Hollande als Amerikaans minister van Defensie Chuck Hagel moesten na de terechtstelling van Foley schoorvoetend toegeven dat de IS (Islamic State) veel gevaarlijker is dan het ongeordende Al Qaida, dat nooit over een strak georganiseerd leger heeft kunnen beschikken. Voorlopig vormt het IS leger nog geen bedreiging voor het westen, maar er zijn weldegelijk fantasmagorische plannen om het kalifaat uit te breiden over heel het Midden-Oosten, over heel Noord-Afrika, en in Europa minstens over heel Spanje en Portugal. De zelfbenoemde kalief Ibrahim, in werkelijkheid Abu Bakr al-Baghdadi, had het in zijn toespraak in de Grote Moskee van al-Nuri in Mosoel op 2 juli 2014 over zijn plannen om het kalifaat uit te breiden tot in … Rome.

De grensoverschrijdende Islamitische Staat werd door geen enkel land erkend en kan economisch onmogelijk overleven omdat het zijn inkomsten moet halen uit olieverkoop, plunderingen, losgelden en afpersingen. ISIS mag dan al de rijkste terreurorganisatie ter wereld zijn, maar met meer dan twee miljard dollar, daarmee onderhoudt men geen staat. Beweringen dat de Islamitische Staat zich uitstrekt van heel Oost-Syrië tot de noordelijke helft van Irak zijn schromelijk overdreven: in werkelijkheid gaat het om een aantal veroverde steden en dorpen, nergens over hele provincies zoals goedkope propaganda laat geloven.

Het kalifaat zelf is een fictie, een droomverhaal voor salafisten, maar bestaat enkel in de hoofden van zijn uitsluitend Iraakse terroristische leiders. Geen van de notoire islamitische Schriftgeleerden die het heeft erkend. Het blijft een virtuele constructie waarmee geen enkele werkelijkheid mee overeen stemt.

De diepere oorzaak van de opkomst van een fenomeen als het kalifaat moet op twee vlakken worden gezocht. Vooreerst heeft het Amerikaans industrieel-militair complex grondig geblunderd tijdens de Sovjet bezetting van Afghanistan. Toen werden allerlei moedjahedien (ook die van Al Qaida) royaal gefinancierd door de Verenigde Staten. Finaal zijn ze groot geworden met Amerikaans geld. En dan was er de Irakoorlog (Tweede Golfoorlog die in 2003 begon). Het was een oorlog die zonder VN-mandaat werd gevoerd en die volslagen nodeloos was omdat er in het geheel geen massavernietigingswapens in Irak aanwezig waren, – een oorlog die er enkel kwam omdat de loopjongen van vicepresident Dick Cheney, George W. Bush, al contracten had getekend voor de wederopbouw van Irak toen de oorlog nog moest beginnen. Die oorlog heeft niet enkel geleid tot de terechtstelling van de soennitische dictator Saddam Hussein, maar ook tot een complete ontmanteling van het Iraakse leger.

Na de oorlog sloot het Amerikaanse industrieel-militair complex wel voor meer dan honderd miljoen dollar wapencontracten af met de aan de macht gebrachte marionettenregering van Nurmi al-Maliki op het eigenste moment dat een heel nieuw en onervaren leger er nauwelijks mee wist om te gaan. Het beleid van al-Maliki was een ware ramp voor het jonge nieuwe Iraakse leger. Of zoals de Amerikaanse NSA adviseur Tony Blinken het op 15 oktober 2014 in een interview met CBS News stelde: "The Iraqi forces, unfortunately, as a result of actions taken by the previous government, were in many aspects hollowed out. They were deprofessionalized. Competent commanders were moved out. Incompetent ones were moved in based on loyalty to the government."

Ondertussen voerde de visceraal sjiietische al-Maliki een bewind van repressie tegen alles wat soennitisch was. Gewezen militairen van Saddams leger richtten in Irak gewapende groepen op zoals het Naqshbandi leger terwijl anderen zich verzamelden rond de terreurgroep van Abu Musab al-Zarqawi, een oud-moedjahedien die in Afghanistan heeft mee gevochten tegen de Sovjet-bezetter. In confrontaties met goed getrainde ex-militairen van Saddam sloeg het onervaren en uitgeholde nieuwe Iraakse leger meerdere keren op de vlucht, waarbij wapens en tanks zo maar in handen vielen van de Naqshbandi en van de Al Qaida milities rond al-Zarqawi. Zo ontstond de eerste zwaar bewapende terreurgroep uit de Iraakse geschiedenis.

De Amerikaanse neoconservatieven, die zich krom hebben geijverd om in Irak toch maar een nodeloze Tweede Golfoorlog te ontketenen, hebben achteraf ongetwijfeld gelijk gekregen dat de opvolger van George W. Bush, president Barack Obama, ongelofelijk heeft geblunderd toen hij in december 2011 de laatste Amerikaanse troepen uit Irak wegtrok. Ondertussen hadden goed bewapende terroristen al vijf jaar eerder ISI uitgeroepen: de Islamitische Staat Irak, een terreurgroep waartegen het onervaren Iraakse leger uit het post-Saddam tijdvak, ondanks zijn overvloed aan Amerikaanse wapens, niet opgewassen was. Amerikaanse generaals hebben achteraf beschouwd gelijk gekregen dat er minstens 24.000 tot 36.000 Amerikaanse gevechtseenheden in Irak hadden moeten zijn gebleven om het nieuwe jonge Iraakse leger bij te staan in zijn strijd tegen de soennitische terreurgroep die ISI sinds 2006 geworden was.

De Verenigde Staten hebben in het Midden-Oosten sinds de Sovjet bezetting van Afghanistan in 1979 de ene blunder na de andere opgestapeld. Ze weigerden in te zien dat het onmogelijk is een democratie naar westers model op te dringen in landen met torenhoge religieuze tegenstellingen. De overgang van een dictatuur naar een democratie is een proces dat decennia lang begeleiding behoeft, niet iets dat na een paar jaar kan worden afgeblazen.

Toen in 2011 de Arabische Lente in de meeste moslimlanden doodgewoon de verkeerde kant op ging, en het duidelijk werd dat ze nog niet rijp waren voor een democratisch bewind, maakte Obama een nieuwe blunder toen hij in Syrië rebellengroepen ging steunen tegen het regime van Bashar al-Assad. Hierdoor kon de terreurgroep ISI, geleid door uitsluitend soennitische Irakezen uit het regime van Saddam Hussein, in het oosten van Syrië voet aan huis krijgen en sprak men niet langer van ISI, nu wel van ISIS (de Islamitische Staat van Irak en Syrië) die op 29 juni 2014 het zelfverklaarde grensoverschrijdende kalifaat uitriep met aan het hoofd de Irakees Abu Bakr al-Baghdadi, een oudgediende uit het regime van Saddam. Zo is het kalifaat de postume wraak geworden van Saddam Hussein.

De salafistische lezing van de Koran maakte het mogelijk dat IS (de Islamitische Staat, opvolger van ISIS) zich te buiten ging in een terreur die die van Maximilien Robespierre in het postrevolutionaire Frankrijk van de jaren 1790 ettelijke keren overschreed. Onthoofdingen (meer dan 6.000 in amper vier maanden tijd), kruisigingen, stenigingen, levend begraven worden, gijzelnemingen: het maakte plots deel uit van een in bloed ondergedompelde sharia zoals die door de zelfverklaarde kalief Ibrahim (voorheen Abu Bakr al-Baghdadi met zijn krijgsnaam, in werkelijkheid Ibrahim Awwad Ibrahim Ali al-Badri al-Samarra) werd gedecreteerd. De man zat vier jaar gevangen in een Amerikaans krijgskamp en leefde na zijn vrijlating als eensklapse emir een schimmig bestaan, ver verwijderd van pers en camera’s.

Er was eerst een genocide nodig op de Jezidi’s rond Sinjar – waarbij honderden vrouwen samen met hun kinderen levend begraven werden – alvorens president Obama besliste in Iraaks Koerdistan militair in te grijpen, zij het beperkt tot luchtaanvallen. Pas toen de terreurgroep IS ook overging tot de onthoofding van de Amerikaanse journalist James Foley – in identieke stijl als waarmee de jonge Amerikaanse zakenman Nick Berg tien jaar eerder was onthoofd door al-Zarqawi – ging Obama over tot een coalitieoorlog tegen het kalifaat, een operatie zonder grondtroepen die meer dan een decennium dreigt te zullen duren.

Had Obama eind 2008 iets beter geluisterd naar zijn Amerikaanse adviseurs in plaats van naar de marionet al-Maliki dan had de klus al lang kunnen geklaard zijn. ISI was toen, na een reeks aanvaringen met de Sons of Iraq van de auto-defensieve groep Awaking Anbar, nog geen 1.250 man sterk, had toen vrijwel nog geen Amerikaanse wapens buitgemaakt op de tinnen soldaatjes van al-Maliki, en kon zo onder de voet worden gelopen had Obama een paar Amerikaanse brigades naar Anbar gestuurd. Maar in plaats van troepen te sturen liet hij begaan, erger nog hij stopte plots iedere hulp aan de Sons of Iraq omdat de sektarisch denkende al-Maliki hen als soennieten verdacht had gemaakt bij de administratie van Obama.

Zowat iedere legercommandant weet ondertussen dat luchtaanvallen onmogelijk kunnen volstaan om het terroristenleger van de Islamitische Staat te verslaan. Dat bleek nog eens duidelijk op de bijeenkomst van legercommandanten van twintig landen op 14 oktober 2014 in Washington. Toen verklaarde de Nederlandse commandant Tom Middelknoop voor de NOS camera’s dat zonder het inzetten van grondtroepen de strijd tegen de Islamitische Staat decennia kon duren. Maar als Nobelprijs voor de Vrede dacht Obama er niet aan eigen grondtroepen te sturen. Dat moest een klus zijn voor het Iraakse leger, 5.400 hoger opgeleide strijders van het Vrije Syrische Leger en van de Koerdische Peshmerga.

Daardoor zit de wereld nu opgescheept met een surrealistisch schouwspel waar 62 landen het sterkste leger ter wereld moeten komen helpen om een zootje militair onopgeleid ongeregeld uit te schakelen dat het Franse Vreemdelingenlegioen op de grond destijds in zijn dooie eentje kan uitschakelen. Het no more American boots on the ground van Obama getuigt van een hypocrisie en laksheid die nog dateert uit de tijd van de Monroe doctrine. Dat op vier na alle Europese landen bereid waren om in de coalition of the willing mee te spelen illustreert nog maar eens het parasiteren van Europese legers onder de umbrella van Uncle Sam – iets wat nu al duurt sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. De logica van de situatie ware geweest dat de Amerikanen, die om Dick Cheney en zijn Halliburton ter wille te zijn, van Irak één grote puinhoop hadden gemaakt er zelf de rotzooi gingen opkuisen.

En als Obama de leepheid had gehad van een Angela Merkel en had willen vermijden dat extremistische moslims achteraf kwamen jammeren dat het westen hun droomkalifaat heeft vernietigd, dan had hij het militair commando toevertrouwd aan de Arabische Liga in plaats van aan zijn eigen Stars & Stripes CENTCOM. Amerikaanse instructeurs hadden dan in Saoedi-Arabië militaire training kunnen geven aan troepen uit Jordanië, de Verenigde Emiraten, Qatar, Bahrein en Saoedi-Arabië zelf. Want onder hun vijven hebben die meer dan genoeg F-16s om luchtaanvallen uit te oefenen, en voorts beschikken die vijf Golfstaten over voldoende petrodollars om desnoods een huurlingenleger van 100.000 man in te zetten voor de operaties op de grond. Bedrijven die dat soort troepen kunnen leveren staan ondertussen te springen om het vuile werk te mogen opknappen.

Nu riskeert Europa dat het na de vernietiging van het kalifaat het terrein wordt van terroristische aanslagen en onthoofdingen. Daarmee werd in Algerije trouwens al begonnen met de onthoofding van de Fransman Hervé Gourdel (zogezegd omdat Frankrijk deelneemt aan de raids op de Islamitische Staat). Europa riskeert een hoge prijs te betalen voor zijn slaafse transatlantische militaire politiek.

Merkwaardig is dat al dan niet westerse aanhangers van het kalifaat niet begrijpen waarom het westen hen wil uitschakelen. Ze beschouwen zichzelf als welzijnswerkers die naar Syrië zijn getrokken om de door Bashar al-Assad onderdrukte soennitische bevolking te helpen. De dood schrikt hen niet af want het is een eer voor jihadisten dat Allah hen heeft uitverkoren voor het martelaarschap. Een salafistische lezing van de Koran geeft hen de overtuiging dat ze het recht hebben om ongelovigen af te slachten. Die ongelovigen dat zijn dan de sjiietische moslims, de christenen, de Koerden, de Jezidi’s, ook de seculiere legers van Irak en Syrië, verder de Verenigde Staten en hun bondgenoten. De ellenlange lijst van wreedheden begaan in naam van het kalifaat zijn in hun ogen in het geheel geen wreedheden, ze doen gewoon wat de profeet Mohammed in zijn tijd deed, alsof de tijd veertien eeuwen heeft stilgestaan. Ze vinden zichzelf in het geheel niet werkelijkheidsvreemd: het zijn de ongelovige westerlingen die wereldvreemd zijn, die hen beletten hun werk als welzijnswerker te bemoeilijken.

Opgemerkt zij nog dat termen als ISIL (de Islamitische Staat van Irak en de Levant), ISIS en IS in de internationale pers door elkaar worden gebruikt. In het Verenigd Koninkrijk en in Frankrijk heeft men het doorgaans over ISIL, in de Verenigde Staten het meest over ISIS. De drie termen duiden geen geopolitiek afgebakende staat aan, maar slaan telkens op de terreurgroep van het kalifaat – groep die onmiskenbaar wortels heeft in al Qaida maar al Qaida boven het hoofd is gegroeid. Chronologisch gerangschikt is ISIL de oudste benaming die vanaf 8 april 2013. Dan volgt op eind april 2013, na de zogezegde samensmelting met al-Nusra, de term ISIS. En vanaf 29 juni 2014 heeft het kalifaat het over IS.Het heeft geduurd tot de onthoofding van de Amerikaanse journalist James Wright Foley alvorens de westerse wereld is ontwaakt. Pas nu realiseert men zich dat het op 29 juni 2014 zelfverklaarde kalifaat over een leger beschikt dat volgens Al Jazeera minstens 80.000 moedjahedien (jihadstrijders) rijk is – 50.000 in Syrië en 30.000 in Irak – onder hen ook 270 van de 340 Belgen en minstens 120 van de 140 Nederlanders die in Syrië zijn gaan vechten. Allicht zijn die cijfers over de troepensterkte overdreven en liggen cijfers als 20.000 (Syrië) en 15.000 (Irak) een stuk dichter bij de waarheid. Dat leger beschikt over een wapenarsenaal dat het veroverde op het Iraakse leger. Zowel de Franse president Hollande als Amerikaans minister van Defensie Chuck Hagel moesten na de terechtstelling van Foley schoorvoetend toegeven dat de IS (Islamic State) veel gevaarlijker is dan het ongeordende Al Qaida, dat nooit over een strak georganiseerd leger heeft kunnen beschikken. Voorlopig vormt het IS leger nog geen bedreiging voor het westen, maar er zijn weldegelijk fantasmagorische plannen om het kalifaat uit te breiden over heel het Midden-Oosten, over heel Noord-Afrika, en in Europa minstens over heel Spanje en Portugal. De zelfbenoemde kalief Ibrahim, in werkelijkheid Abu Bakr al-Baghdadi, had het in zijn toespraak in de Grote Moskee van al-Nuri in Mosoel op 2 juli 2014 over zijn plannen om het kalifaat uit te breiden tot in … Rome.

De grensoverschrijdende Islamitische Staat werd door geen enkel land erkend en kan economisch onmogelijk overleven omdat het zijn inkomsten moet halen uit olieverkoop, plunderingen, losgelden en afpersingen. ISIS mag dan al de rijkste terreurorganisatie ter wereld zijn, maar met meer dan twee miljard dollar, daarmee onderhoudt men geen staat. Beweringen dat de Islamitische Staat zich uitstrekt van heel Oost-Syrië tot de noordelijke helft van Irak zijn schromelijk overdreven: in werkelijkheid gaat het om een aantal veroverde steden en dorpen, nergens over hele provincies zoals goedkope propaganda laat geloven.

Het kalifaat zelf is een fictie, een droomverhaal voor salafisten, maar bestaat enkel in de hoofden van zijn uitsluitend Iraakse terroristische leiders. Geen van de notoire islamitische Schriftgeleerden die het heeft erkend. Het blijft een virtuele constructie waarmee geen enkele werkelijkheid mee overeen stemt.

De diepere oorzaak van de opkomst van een fenomeen als het kalifaat moet op twee vlakken worden gezocht. Vooreerst heeft het Amerikaans industrieel-militair complex grondig geblunderd tijdens de Sovjet bezetting van Afghanistan. Toen werden allerlei moedjahedien (ook die van Al Qaida) royaal gefinancierd door de Verenigde Staten. Finaal zijn ze groot geworden met Amerikaans geld. En dan was er de Irakoorlog (Tweede Golfoorlog die in 2003 begon). Het was een oorlog die zonder VN-mandaat werd gevoerd en die volslagen nodeloos was omdat er in het geheel geen massavernietigingswapens in Irak aanwezig waren, – een oorlog die er enkel kwam omdat de loopjongen van vicepresident Dick Cheney, George W. Bush, al contracten had getekend voor de wederopbouw van Irak toen de oorlog nog moest beginnen. Die oorlog heeft niet enkel geleid tot de terechtstelling van de soennitische dictator Saddam Hussein, maar ook tot een complete ontmanteling van het Iraakse leger.

Na de oorlog sloot het Amerikaanse industrieel-militair complex wel voor meer dan honderd miljoen dollar wapencontracten af met de aan de macht gebrachte marionettenregering van Nurmi al-Maliki op het eigenste moment dat een heel nieuw en onervaren leger er nauwelijks mee wist om te gaan. Het beleid van al-Maliki was een ware ramp voor het jonge nieuwe Iraakse leger. Of zoals de Amerikaanse NSA adviseur Tony Blinken het op 15 oktober 2014 in een interview met CBS News stelde: "The Iraqi forces, unfortunately, as a result of actions taken by the previous government, were in many aspects hollowed out. They were deprofessionalized. Competent commanders were moved out. Incompetent ones were moved in based on loyalty to the government."

Ondertussen voerde de visceraal sjiietische al-Maliki een bewind van repressie tegen alles wat soennitisch was. Gewezen militairen van Saddams leger richtten in Irak gewapende groepen op zoals het Naqshbandi leger terwijl anderen zich verzamelden rond de terreurgroep van Abu Musab al-Zarqawi, een oud-moedjahedien die in Afghanistan heeft mee gevochten tegen de Sovjet-bezetter. In confrontaties met goed getrainde ex-militairen van Saddam sloeg het onervaren en uitgeholde nieuwe Iraakse leger meerdere keren op de vlucht, waarbij wapens en tanks zo maar in handen vielen van de Naqshbandi en van de Al Qaida milities rond al-Zarqawi. Zo ontstond de eerste zwaar bewapende terreurgroep uit de Iraakse geschiedenis.

De Amerikaanse neoconservatieven, die zich krom hebben geijverd om in Irak toch maar een nodeloze Tweede Golfoorlog te ontketenen, hebben achteraf ongetwijfeld gelijk gekregen dat de opvolger van George W. Bush, president Barack Obama, ongelofelijk heeft geblunderd toen hij in december 2011 de laatste Amerikaanse troepen uit Irak wegtrok. Ondertussen hadden goed bewapende terroristen al vijf jaar eerder ISI uitgeroepen: de Islamitische Staat Irak, een terreurgroep waartegen het onervaren Iraakse leger uit het post-Saddam tijdvak, ondanks zijn overvloed aan Amerikaanse wapens, niet opgewassen was. Amerikaanse generaals hebben achteraf beschouwd gelijk gekregen dat er minstens 24.000 tot 36.000 Amerikaanse gevechtseenheden in Irak hadden moeten zijn gebleven om het nieuwe jonge Iraakse leger bij te staan in zijn strijd tegen de soennitische terreurgroep die ISI sinds 2006 geworden was.

De Verenigde Staten hebben in het Midden-Oosten sinds de Sovjet bezetting van Afghanistan in 1979 de ene blunder na de andere opgestapeld. Ze weigerden in te zien dat het onmogelijk is een democratie naar westers model op te dringen in landen met torenhoge religieuze tegenstellingen. De overgang van een dictatuur naar een democratie is een proces dat decennia lang begeleiding behoeft, niet iets dat na een paar jaar kan worden afgeblazen.

Toen in 2011 de Arabische Lente in de meeste moslimlanden doodgewoon de verkeerde kant op ging, en het duidelijk werd dat ze nog niet rijp waren voor een democratisch bewind, maakte Obama een nieuwe blunder toen hij in Syrië rebellengroepen ging steunen tegen het regime van Bashar al-Assad. Hierdoor kon de terreurgroep ISI, geleid door uitsluitend soennitische Irakezen uit het regime van Saddam Hussein, in het oosten van Syrië voet aan huis krijgen en sprak men niet langer van ISI, nu wel van ISIS (de Islamitische Staat van Irak en Syrië) die op 29 juni 2014 het zelfverklaarde grensoverschrijdende kalifaat uitriep met aan het hoofd de Irakees Abu Bakr al-Baghdadi, een oudgediende uit het regime van Saddam. Zo is het kalifaat de postume wraak geworden van Saddam Hussein.

De salafistische lezing van de Koran maakte het mogelijk dat IS (de Islamitische Staat, opvolger van ISIS) zich te buiten ging in een terreur die die van Maximilien Robespierre in het postrevolutionaire Frankrijk van de jaren 1790 ettelijke keren overschreed. Onthoofdingen (meer dan 6.000 in amper vier maanden tijd), kruisigingen, stenigingen, levend begraven worden, gijzelnemingen: het maakte plots deel uit van een in bloed ondergedompelde sharia zoals die door de zelfverklaarde kalief Ibrahim (voorheen Abu Bakr al-Baghdadi met zijn krijgsnaam, in werkelijkheid Ibrahim Awwad Ibrahim Ali al-Badri al-Samarra) werd gedecreteerd. De man zat vier jaar gevangen in een Amerikaans krijgskamp en leefde na zijn vrijlating als eensklapse emir een schimmig bestaan, ver verwijderd van pers en camera’s.

Er was eerst een genocide nodig op de Jezidi’s rond Sinjar – waarbij honderden vrouwen samen met hun kinderen levend begraven werden – alvorens president Obama besliste in Iraaks Koerdistan militair in te grijpen, zij het beperkt tot luchtaanvallen. Pas toen de terreurgroep IS ook overging tot de onthoofding van de Amerikaanse journalist James Foley – in identieke stijl als waarmee de jonge Amerikaanse zakenman Nick Berg tien jaar eerder was onthoofd door al-Zarqawi – ging Obama over tot een coalitieoorlog tegen het kalifaat, een operatie zonder grondtroepen die meer dan een decennium dreigt te zullen duren.

Had Obama eind 2008 iets beter geluisterd naar zijn Amerikaanse adviseurs in plaats van naar de marionet al-Maliki dan had de klus al lang kunnen geklaard zijn. ISI was toen, na een reeks aanvaringen met de Sons of Iraq van de auto-defensieve groep Awaking Anbar, nog geen 1.250 man sterk, had toen vrijwel nog geen Amerikaanse wapens buitgemaakt op de tinnen soldaatjes van al-Maliki, en kon zo onder de voet worden gelopen had Obama een paar Amerikaanse brigades naar Anbar gestuurd. Maar in plaats van troepen te sturen liet hij begaan, erger nog hij stopte plots iedere hulp aan de Sons of Iraq omdat de sektarisch denkende al-Maliki hen als soennieten verdacht had gemaakt bij de administratie van Obama.

Zowat iedere legercommandant weet ondertussen dat luchtaanvallen onmogelijk kunnen volstaan om het terroristenleger van de Islamitische Staat te verslaan. Dat bleek nog eens duidelijk op de bijeenkomst van legercommandanten van twintig landen op 14 oktober 2014 in Washington. Toen verklaarde de Nederlandse commandant Tom Middelknoop voor de NOS camera’s dat zonder het inzetten van grondtroepen de strijd tegen de Islamitische Staat decennia kon duren. Maar als Nobelprijs voor de Vrede dacht Obama er niet aan eigen grondtroepen te sturen. Dat moest een klus zijn voor het Iraakse leger, 5.400 hoger opgeleide strijders van het Vrije Syrische Leger en van de Koerdische Peshmerga.

Daardoor zit de wereld nu opgescheept met een surrealistisch schouwspel waar 62 landen het sterkste leger ter wereld moeten komen helpen om een zootje militair onopgeleid ongeregeld uit te schakelen dat het Franse Vreemdelingenlegioen op de grond destijds in zijn dooie eentje kan uitschakelen. Het no more American boots on the ground van Obama getuigt van een hypocrisie en laksheid die nog dateert uit de tijd van de Monroe doctrine. Dat op vier na alle Europese landen bereid waren om in de coalition of the willing mee te spelen illustreert nog maar eens het parasiteren van Europese legers onder de umbrella van Uncle Sam – iets wat nu al duurt sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. De logica van de situatie ware geweest dat de Amerikanen, die om Dick Cheney en zijn Halliburton ter wille te zijn, van Irak één grote puinhoop hadden gemaakt er zelf de rotzooi gingen opkuisen.

En als Obama de leepheid had gehad van een Angela Merkel en had willen vermijden dat extremistische moslims achteraf kwamen jammeren dat het westen hun droomkalifaat heeft vernietigd, dan had hij het militair commando toevertrouwd aan de Arabische Liga in plaats van aan zijn eigen Stars & Stripes CENTCOM. Amerikaanse instructeurs hadden dan in Saoedi-Arabië militaire training kunnen geven aan troepen uit Jordanië, de Verenigde Emiraten, Qatar, Bahrein en Saoedi-Arabië zelf. Want onder hun vijven hebben die meer dan genoeg F-16s om luchtaanvallen uit te oefenen, en voorts beschikken die vijf Golfstaten over voldoende petrodollars om desnoods een huurlingenleger van 100.000 man in te zetten voor de operaties op de grond. Bedrijven die dat soort troepen kunnen leveren staan ondertussen te springen om het vuile werk te mogen opknappen.

Nu riskeert Europa dat het na de vernietiging van het kalifaat het terrein wordt van terroristische aanslagen en onthoofdingen. Daarmee werd in Algerije trouwens al begonnen met de onthoofding van de Fransman Hervé Gourdel (zogezegd omdat Frankrijk deelneemt aan de raids op de Islamitische Staat). Europa riskeert een hoge prijs te betalen voor zijn slaafse transatlantische militaire politiek.

Merkwaardig is dat al dan niet westerse aanhangers van het kalifaat niet begrijpen waarom het westen hen wil uitschakelen. Ze beschouwen zichzelf als welzijnswerkers die naar Syrië zijn getrokken om de door Bashar al-Assad onderdrukte soennitische bevolking te helpen. De dood schrikt hen niet af want het is een eer voor jihadisten dat Allah hen heeft uitverkoren voor het martelaarschap. Een salafistische lezing van de Koran geeft hen de overtuiging dat ze het recht hebben om ongelovigen af te slachten. Die ongelovigen dat zijn dan de sjiietische moslims, de christenen, de Koerden, de Jezidi’s, ook de seculiere legers van Irak en Syrië, verder de Verenigde Staten en hun bondgenoten. De ellenlange lijst van wreedheden begaan in naam van het kalifaat zijn in hun ogen in het geheel geen wreedheden, ze doen gewoon wat de profeet Mohammed in zijn tijd deed, alsof de tijd veertien eeuwen heeft stilgestaan. Ze vinden zichzelf in het geheel niet werkelijkheidsvreemd: het zijn de ongelovige westerlingen die wereldvreemd zijn, die hen beletten hun werk als welzijnswerker te bemoeilijken.

Opgemerkt zij nog dat termen als ISIL (de Islamitische Staat van Irak en de Levant), ISIS en IS in de internationale pers door elkaar worden gebruikt. In het Verenigd Koninkrijk en in Frankrijk heeft men het doorgaans over ISIL, in de Verenigde Staten het meest over ISIS. De drie termen duiden geen geopolitiek afgebakende staat aan, maar slaan telkens op de terreurgroep van het kalifaat – groep die onmiskenbaar wortels heeft in al Qaida maar al Qaida boven het hoofd is gegroeid. Chronologisch gerangschikt is ISIL de oudste benaming die vanaf 8 april 2013. Dan volgt op eind april 2013, na de zogezegde samensmelting met al-Nusra, de term ISIS. En vanaf 29 juni 2014 heeft het kalifaat het over IS.Het heeft geduurd tot de onthoofding van de Amerikaanse journalist James Wright Foley alvorens de westerse wereld is ontwaakt. Pas nu realiseert men zich dat het op 29 juni 2014 zelfverklaarde kalifaat over een leger beschikt dat volgens Al Jazeera minstens 80.000 moedjahedien (jihadstrijders) rijk is – 50.000 in Syrië en 30.000 in Irak – onder hen ook 270 van de 340 Belgen en minstens 120 van de 140 Nederlanders die in Syrië zijn gaan vechten. Allicht zijn die cijfers over de troepensterkte overdreven en liggen cijfers als 20.000 (Syrië) en 15.000 (Irak) een stuk dichter bij de waarheid. Dat leger beschikt over een wapenarsenaal dat het veroverde op het Iraakse leger. Zowel de Franse president Hollande als Amerikaans minister van Defensie Chuck Hagel moesten na de terechtstelling van Foley schoorvoetend toegeven dat de IS (Islamic State) veel gevaarlijker is dan het ongeordende Al Qaida, dat nooit over een strak georganiseerd leger heeft kunnen beschikken. Voorlopig vormt het IS leger nog geen bedreiging voor het westen, maar er zijn weldegelijk fantasmagorische plannen om het kalifaat uit te breiden over heel het Midden-Oosten, over heel Noord-Afrika, en in Europa minstens over heel Spanje en Portugal. De zelfbenoemde kalief Ibrahim, in werkelijkheid Abu Bakr al-Baghdadi, had het in zijn toespraak in de Grote Moskee van al-Nuri in Mosoel op 2 juli 2014 over zijn plannen om het kalifaat uit te breiden tot in … Rome.

De grensoverschrijdende Islamitische Staat werd door geen enkel land erkend en kan economisch onmogelijk overleven omdat het zijn inkomsten moet halen uit olieverkoop, plunderingen, losgelden en afpersingen. ISIS mag dan al de rijkste terreurorganisatie ter wereld zijn, maar met meer dan twee miljard dollar, daarmee onderhoudt men geen staat. Beweringen dat de Islamitische Staat zich uitstrekt van heel Oost-Syrië tot de noordelijke helft van Irak zijn schromelijk overdreven: in werkelijkheid gaat het om een aantal veroverde steden en dorpen, nergens over hele provincies zoals goedkope propaganda laat geloven.

Het kalifaat zelf is een fictie, een droomverhaal voor salafisten, maar bestaat enkel in de hoofden van zijn uitsluitend Iraakse terroristische leiders. Geen van de notoire islamitische Schriftgeleerden die het heeft erkend. Het blijft een virtuele constructie waarmee geen enkele werkelijkheid mee overeen stemt.

De diepere oorzaak van de opkomst van een fenomeen als het kalifaat moet op twee vlakken worden gezocht. Vooreerst heeft het Amerikaans industrieel-militair complex grondig geblunderd tijdens de Sovjet bezetting van Afghanistan. Toen werden allerlei moedjahedien (ook die van Al Qaida) royaal gefinancierd door de Verenigde Staten. Finaal zijn ze groot geworden met Amerikaans geld. En dan was er de Irakoorlog (Tweede Golfoorlog die in 2003 begon). Het was een oorlog die zonder VN-mandaat werd gevoerd en die volslagen nodeloos was omdat er in het geheel geen massavernietigingswapens in Irak aanwezig waren, – een oorlog die er enkel kwam omdat de loopjongen van vicepresident Dick Cheney, George W. Bush, al contracten had getekend voor de wederopbouw van Irak toen de oorlog nog moest beginnen. Die oorlog heeft niet enkel geleid tot de terechtstelling van de soennitische dictator Saddam Hussein, maar ook tot een complete ontmanteling van het Iraakse leger.

Na de oorlog sloot het Amerikaanse industrieel-militair complex wel voor meer dan honderd miljoen dollar wapencontracten af met de aan de macht gebrachte marionettenregering van Nurmi al-Maliki op het eigenste moment dat een heel nieuw en onervaren leger er nauwelijks mee wist om te gaan. Het beleid van al-Maliki was een ware ramp voor het jonge nieuwe Iraakse leger. Of zoals de Amerikaanse NSA adviseur Tony Blinken het op 15 oktober 2014 in een interview met CBS News stelde: "The Iraqi forces, unfortunately, as a result of actions taken by the previous government, were in many aspects hollowed out. They were deprofessionalized. Competent commanders were moved out. Incompetent ones were moved in based on loyalty to the government."

Ondertussen voerde de visceraal sjiietische al-Maliki een bewind van repressie tegen alles wat soennitisch was. Gewezen militairen van Saddams leger richtten in Irak gewapende groepen op zoals het Naqshbandi leger terwijl anderen zich verzamelden rond de terreurgroep van Abu Musab al-Zarqawi, een oud-moedjahedien die in Afghanistan heeft mee gevochten tegen de Sovjet-bezetter. In confrontaties met goed getrainde ex-militairen van Saddam sloeg het onervaren en uitgeholde nieuwe Iraakse leger meerdere keren op de vlucht, waarbij wapens en tanks zo maar in handen vielen van de Naqshbandi en van de Al Qaida milities rond al-Zarqawi. Zo ontstond de eerste zwaar bewapende terreurgroep uit de Iraakse geschiedenis.

De Amerikaanse neoconservatieven, die zich krom hebben geijverd om in Irak toch maar een nodeloze Tweede Golfoorlog te ontketenen, hebben achteraf ongetwijfeld gelijk gekregen dat de opvolger van George W. Bush, president Barack Obama, ongelofelijk heeft geblunderd toen hij in december 2011 de laatste Amerikaanse troepen uit Irak wegtrok. Ondertussen hadden goed bewapende terroristen al vijf jaar eerder ISI uitgeroepen: de Islamitische Staat Irak, een terreurgroep waartegen het onervaren Iraakse leger uit het post-Saddam tijdvak, ondanks zijn overvloed aan Amerikaanse wapens, niet opgewassen was. Amerikaanse generaals hebben achteraf beschouwd gelijk gekregen dat er minstens 24.000 tot 36.000 Amerikaanse gevechtseenheden in Irak hadden moeten zijn gebleven om het nieuwe jonge Iraakse leger bij te staan in zijn strijd tegen de soennitische terreurgroep die ISI sinds 2006 geworden was.

De Verenigde Staten hebben in het Midden-Oosten sinds de Sovjet bezetting van Afghanistan in 1979 de ene blunder na de andere opgestapeld. Ze weigerden in te zien dat het onmogelijk is een democratie naar westers model op te dringen in landen met torenhoge religieuze tegenstellingen. De overgang van een dictatuur naar een democratie is een proces dat decennia lang begeleiding behoeft, niet iets dat na een paar jaar kan worden afgeblazen.

Toen in 2011 de Arabische Lente in de meeste moslimlanden doodgewoon de verkeerde kant op ging, en het duidelijk werd dat ze nog niet rijp waren voor een democratisch bewind, maakte Obama een nieuwe blunder toen hij in Syrië rebellengroepen ging steunen tegen het regime van Bashar al-Assad. Hierdoor kon de terreurgroep ISI, geleid door uitsluitend soennitische Irakezen uit het regime van Saddam Hussein, in het oosten van Syrië voet aan huis krijgen en sprak men niet langer van ISI, nu wel van ISIS (de Islamitische Staat van Irak en Syrië) die op 29 juni 2014 het zelfverklaarde grensoverschrijdende kalifaat uitriep met aan het hoofd de Irakees Abu Bakr al-Baghdadi, een oudgediende uit het regime van Saddam. Zo is het kalifaat de postume wraak geworden van Saddam Hussein.

De salafistische lezing van de Koran maakte het mogelijk dat IS (de Islamitische Staat, opvolger van ISIS) zich te buiten ging in een terreur die die van Maximilien Robespierre in het postrevolutionaire Frankrijk van de jaren 1790 ettelijke keren overschreed. Onthoofdingen (meer dan 6.000 in amper vier maanden tijd), kruisigingen, stenigingen, levend begraven worden, gijzelnemingen: het maakte plots deel uit van een in bloed ondergedompelde sharia zoals die door de zelfverklaarde kalief Ibrahim (voorheen Abu Bakr al-Baghdadi met zijn krijgsnaam, in werkelijkheid Ibrahim Awwad Ibrahim Ali al-Badri al-Samarra) werd gedecreteerd. De man zat vier jaar gevangen in een Amerikaans krijgskamp en leefde na zijn vrijlating als eensklapse emir een schimmig bestaan, ver verwijderd van pers en camera’s.

Er was eerst een genocide nodig op de Jezidi’s rond Sinjar – waarbij honderden vrouwen samen met hun kinderen levend begraven werden – alvorens president Obama besliste in Iraaks Koerdistan militair in te grijpen, zij het beperkt tot luchtaanvallen. Pas toen de terreurgroep IS ook overging tot de onthoofding van de Amerikaanse journalist James Foley – in identieke stijl als waarmee de jonge Amerikaanse zakenman Nick Berg tien jaar eerder was onthoofd door al-Zarqawi – ging Obama over tot een coalitieoorlog tegen het kalifaat, een operatie zonder grondtroepen die meer dan een decennium dreigt te zullen duren.

Had Obama eind 2008 iets beter geluisterd naar zijn Amerikaanse adviseurs in plaats van naar de marionet al-Maliki dan had de klus al lang kunnen geklaard zijn. ISI was toen, na een reeks aanvaringen met de Sons of Iraq van de auto-defensieve groep Awaking Anbar, nog geen 1.250 man sterk, had toen vrijwel nog geen Amerikaanse wapens buitgemaakt op de tinnen soldaatjes van al-Maliki, en kon zo onder de voet worden gelopen had Obama een paar Amerikaanse brigades naar Anbar gestuurd. Maar in plaats van troepen te sturen liet hij begaan, erger nog hij stopte plots iedere hulp aan de Sons of Iraq omdat de sektarisch denkende al-Maliki hen als soennieten verdacht had gemaakt bij de administratie van Obama.

Zowat iedere legercommandant weet ondertussen dat luchtaanvallen onmogelijk kunnen volstaan om het terroristenleger van de Islamitische Staat te verslaan. Dat bleek nog eens duidelijk op de bijeenkomst van legercommandanten van twintig landen op 14 oktober 2014 in Washington. Toen verklaarde de Nederlandse commandant Tom Middelknoop voor de NOS camera’s dat zonder het inzetten van grondtroepen de strijd tegen de Islamitische Staat decennia kon duren. Maar als Nobelprijs voor de Vrede dacht Obama er niet aan eigen grondtroepen te sturen. Dat moest een klus zijn voor het Iraakse leger, 5.400 hoger opgeleide strijders van het Vrije Syrische Leger en van de Koerdische Peshmerga.

Daardoor zit de wereld nu opgescheept met een surrealistisch schouwspel waar 62 landen het sterkste leger ter wereld moeten komen helpen om een zootje militair onopgeleid ongeregeld uit te schakelen dat het Franse Vreemdelingenlegioen op de grond destijds in zijn dooie eentje kan uitschakelen. Het no more American boots on the ground van Obama getuigt van een hypocrisie en laksheid die nog dateert uit de tijd van de Monroe doctrine. Dat op vier na alle Europese landen bereid waren om in de coalition of the willing mee te spelen illustreert nog maar eens het parasiteren van Europese legers onder de umbrella van Uncle Sam – iets wat nu al duurt sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. De logica van de situatie ware geweest dat de Amerikanen, die om Dick Cheney en zijn Halliburton ter wille te zijn, van Irak één grote puinhoop hadden gemaakt er zelf de rotzooi gingen opkuisen.

En als Obama de leepheid had gehad van een Angela Merkel en had willen vermijden dat extremistische moslims achteraf kwamen jammeren dat het westen hun droomkalifaat heeft vernietigd, dan had hij het militair commando toevertrouwd aan de Arabische Liga in plaats van aan zijn eigen Stars & Stripes CENTCOM. Amerikaanse instructeurs hadden dan in Saoedi-Arabië militaire training kunnen geven aan troepen uit Jordanië, de Verenigde Emiraten, Qatar, Bahrein en Saoedi-Arabië zelf. Want onder hun vijven hebben die meer dan genoeg F-16s om luchtaanvallen uit te oefenen, en voorts beschikken die vijf Golfstaten over voldoende petrodollars om desnoods een huurlingenleger van 100.000 man in te zetten voor de operaties op de grond. Bedrijven die dat soort troepen kunnen leveren staan ondertussen te springen om het vuile werk te mogen opknappen.

Nu riskeert Europa dat het na de vernietiging van het kalifaat het terrein wordt van terroristische aanslagen en onthoofdingen. Daarmee werd in Algerije trouwens al begonnen met de onthoofding van de Fransman Hervé Gourdel (zogezegd omdat Frankrijk deelneemt aan de raids op de Islamitische Staat). Europa riskeert een hoge prijs te betalen voor zijn slaafse transatlantische militaire politiek.

Merkwaardig is dat al dan niet westerse aanhangers van het kalifaat niet begrijpen waarom het westen hen wil uitschakelen. Ze beschouwen zichzelf als welzijnswerkers die naar Syrië zijn getrokken om de door Bashar al-Assad onderdrukte soennitische bevolking te helpen. De dood schrikt hen niet af want het is een eer voor jihadisten dat Allah hen heeft uitverkoren voor het martelaarschap. Een salafistische lezing van de Koran geeft hen de overtuiging dat ze het recht hebben om ongelovigen af te slachten. Die ongelovigen dat zijn dan de sjiietische moslims, de christenen, de Koerden, de Jezidi’s, ook de seculiere legers van Irak en Syrië, verder de Verenigde Staten en hun bondgenoten. De ellenlange lijst van wreedheden begaan in naam van het kalifaat zijn in hun ogen in het geheel geen wreedheden, ze doen gewoon wat de profeet Mohammed in zijn tijd deed, alsof de tijd veertien eeuwen heeft stilgestaan. Ze vinden zichzelf in het geheel niet werkelijkheidsvreemd: het zijn de ongelovige westerlingen die wereldvreemd zijn, die hen beletten hun werk als welzijnswerker te bemoeilijken.

Opgemerkt zij nog dat termen als ISIL (de Islamitische Staat van Irak en de Levant), ISIS en IS in de internationale pers door elkaar worden gebruikt. In het Verenigd Koninkrijk en in Frankrijk heeft men het doorgaans over ISIL, in de Verenigde Staten het meest over ISIS. De drie termen duiden geen geopolitiek afgebakende staat aan, maar slaan telkens op de terreurgroep van het kalifaat – groep die onmiskenbaar wortels heeft in al Qaida maar al Qaida boven het hoofd is gegroeid. Chronologisch gerangschikt is ISIL de oudste benaming die vanaf 8 april 2013. Dan volgt op eind april 2013, na de zogezegde samensmelting met al-Nusra, de term ISIS. En vanaf 29 juni 2014 heeft het kalifaat het over IS.Het heeft geduurd tot de onthoofding van de Amerikaanse journalist James Wright Foley alvorens de westerse wereld is ontwaakt. Pas nu realiseert men zich dat het op 29 juni 2014 zelfverklaarde kalifaat over een leger beschikt dat volgens Al Jazeera minstens 80.000 moedjahedien (jihadstrijders) rijk is – 50.000 in Syrië en 30.000 in Irak – onder hen ook 270 van de 340 Belgen en minstens 120 van de 140 Nederlanders die in Syrië zijn gaan vechten. Allicht zijn die cijfers over de troepensterkte overdreven en liggen cijfers als 20.000 (Syrië) en 15.000 (Irak) een stuk dichter bij de waarheid. Dat leger beschikt over een wapenarsenaal dat het veroverde op het Iraakse leger. Zowel de Franse president Hollande als Amerikaans minister van Defensie Chuck Hagel moesten na de terechtstelling van Foley schoorvoetend toegeven dat de IS (Islamic State) veel gevaarlijker is dan het ongeordende Al Qaida, dat nooit over een strak georganiseerd leger heeft kunnen beschikken. Voorlopig vormt het IS leger nog geen bedreiging voor het westen, maar er zijn weldegelijk fantasmagorische plannen om het kalifaat uit te breiden over heel het Midden-Oosten, over heel Noord-Afrika, en in Europa minstens over heel Spanje en Portugal. De zelfbenoemde kalief Ibrahim, in werkelijkheid Abu Bakr al-Baghdadi, had het in zijn toespraak in de Grote Moskee van al-Nuri in Mosoel op 2 juli 2014 over zijn plannen om het kalifaat uit te breiden tot in … Rome.

De grensoverschrijdende Islamitische Staat werd door geen enkel land erkend en kan economisch onmogelijk overleven omdat het zijn inkomsten moet halen uit olieverkoop, plunderingen, losgelden en afpersingen. ISIS mag dan al de rijkste terreurorganisatie ter wereld zijn, maar met meer dan twee miljard dollar, daarmee onderhoudt men geen staat. Beweringen dat de Islamitische Staat zich uitstrekt van heel Oost-Syrië tot de noordelijke helft van Irak zijn schromelijk overdreven: in werkelijkheid gaat het om een aantal veroverde steden en dorpen, nergens over hele provincies zoals goedkope propaganda laat geloven.

Het kalifaat zelf is een fictie, een droomverhaal voor salafisten, maar bestaat enkel in de hoofden van zijn uitsluitend Iraakse terroristische leiders. Geen van de notoire islamitische Schriftgeleerden die het heeft erkend. Het blijft een virtuele constructie waarmee geen enkele werkelijkheid mee overeen stemt.

De diepere oorzaak van de opkomst van een fenomeen als het kalifaat moet op twee vlakken worden gezocht. Vooreerst heeft het Amerikaans industrieel-militair complex grondig geblunderd tijdens de Sovjet bezetting van Afghanistan. Toen werden allerlei moedjahedien (ook die van Al Qaida) royaal gefinancierd door de Verenigde Staten. Finaal zijn ze groot geworden met Amerikaans geld. En dan was er de Irakoorlog (Tweede Golfoorlog die in 2003 begon). Het was een oorlog die zonder VN-mandaat werd gevoerd en die volslagen nodeloos was omdat er in het geheel geen massavernietigingswapens in Irak aanwezig waren, – een oorlog die er enkel kwam omdat de loopjongen van vicepresident Dick Cheney, George W. Bush, al contracten had getekend voor de wederopbouw van Irak toen de oorlog nog moest beginnen. Die oorlog heeft niet enkel geleid tot de terechtstelling van de soennitische dictator Saddam Hussein, maar ook tot een complete ontmanteling van het Iraakse leger.

Na de oorlog sloot het Amerikaanse industrieel-militair complex wel voor meer dan honderd miljoen dollar wapencontracten af met de aan de macht gebrachte marionettenregering van Nurmi al-Maliki op het eigenste moment dat een heel nieuw en onervaren leger er nauwelijks mee wist om te gaan. Het beleid van al-Maliki was een ware ramp voor het jonge nieuwe Iraakse leger. Of zoals de Amerikaanse NSA adviseur Tony Blinken het op 15 oktober 2014 in een interview met CBS News stelde: "The Iraqi forces, unfortunately, as a result of actions taken by the previous government, were in many aspects hollowed out. They were deprofessionalized. Competent commanders were moved out. Incompetent ones were moved in based on loyalty to the government."

Ondertussen voerde de visceraal sjiietische al-Maliki een bewind van repressie tegen alles wat soennitisch was. Gewezen militairen van Saddams leger richtten in Irak gewapende groepen op zoals het Naqshbandi leger terwijl anderen zich verzamelden rond de terreurgroep van Abu Musab al-Zarqawi, een oud-moedjahedien die in Afghanistan heeft mee gevochten tegen de Sovjet-bezetter. In confrontaties met goed getrainde ex-militairen van Saddam sloeg het onervaren en uitgeholde nieuwe Iraakse leger meerdere keren op de vlucht, waarbij wapens en tanks zo maar in handen vielen van de Naqshbandi en van de Al Qaida milities rond al-Zarqawi. Zo ontstond de eerste zwaar bewapende terreurgroep uit de Iraakse geschiedenis.

De Amerikaanse neoconservatieven, die zich krom hebben geijverd om in Irak toch maar een nodeloze Tweede Golfoorlog te ontketenen, hebben achteraf ongetwijfeld gelijk gekregen dat de opvolger van George W. Bush, president Barack Obama, ongelofelijk heeft geblunderd toen hij in december 2011 de laatste Amerikaanse troepen uit Irak wegtrok. Ondertussen hadden goed bewapende terroristen al vijf jaar eerder ISI uitgeroepen: de Islamitische Staat Irak, een terreurgroep waartegen het onervaren Iraakse leger uit het post-Saddam tijdvak, ondanks zijn overvloed aan Amerikaanse wapens, niet opgewassen was. Amerikaanse generaals hebben achteraf beschouwd gelijk gekregen dat er minstens 24.000 tot 36.000 Amerikaanse gevechtseenheden in Irak hadden moeten zijn gebleven om het nieuwe jonge Iraakse leger bij te staan in zijn strijd tegen de soennitische terreurgroep die ISI sinds 2006 geworden was.

De Verenigde Staten hebben in het Midden-Oosten sinds de Sovjet bezetting van Afghanistan in 1979 de ene blunder na de andere opgestapeld. Ze weigerden in te zien dat het onmogelijk is een democratie naar westers model op te dringen in landen met torenhoge religieuze tegenstellingen. De overgang van een dictatuur naar een democratie is een proces dat decennia lang begeleiding behoeft, niet iets dat na een paar jaar kan worden afgeblazen.

Toen in 2011 de Arabische Lente in de meeste moslimlanden doodgewoon de verkeerde kant op ging, en het duidelijk werd dat ze nog niet rijp waren voor een democratisch bewind, maakte Obama een nieuwe blunder toen hij in Syrië rebellengroepen ging steunen tegen het regime van Bashar al-Assad. Hierdoor kon de terreurgroep ISI, geleid door uitsluitend soennitische Irakezen uit het regime van Saddam Hussein, in het oosten van Syrië voet aan huis krijgen en sprak men niet langer van ISI, nu wel van ISIS (de Islamitische Staat van Irak en Syrië) die op 29 juni 2014 het zelfverklaarde grensoverschrijdende kalifaat uitriep met aan het hoofd de Irakees Abu Bakr al-Baghdadi, een oudgediende uit het regime van Saddam. Zo is het kalifaat de postume wraak geworden van Saddam Hussein.

De salafistische lezing van de Koran maakte het mogelijk dat IS (de Islamitische Staat, opvolger van ISIS) zich te buiten ging in een terreur die die van Maximilien Robespierre in het postrevolutionaire Frankrijk van de jaren 1790 ettelijke keren overschreed. Onthoofdingen (meer dan 6.000 in amper vier maanden tijd), kruisigingen, stenigingen, levend begraven worden, gijzelnemingen: het maakte plots deel uit van een in bloed ondergedompelde sharia zoals die door de zelfverklaarde kalief Ibrahim (voorheen Abu Bakr al-Baghdadi met zijn krijgsnaam, in werkelijkheid Ibrahim Awwad Ibrahim Ali al-Badri al-Samarra) werd gedecreteerd. De man zat vier jaar gevangen in een Amerikaans krijgskamp en leefde na zijn vrijlating als eensklapse emir een schimmig bestaan, ver verwijderd van pers en camera’s.

Er was eerst een genocide nodig op de Jezidi’s rond Sinjar – waarbij honderden vrouwen samen met hun kinderen levend begraven werden – alvorens president Obama besliste in Iraaks Koerdistan militair in te grijpen, zij het beperkt tot luchtaanvallen. Pas toen de terreurgroep IS ook overging tot de onthoofding van de Amerikaanse journalist James Foley – in identieke stijl als waarmee de jonge Amerikaanse zakenman Nick Berg tien jaar eerder was onthoofd door al-Zarqawi – ging Obama over tot een coalitieoorlog tegen het kalifaat, een operatie zonder grondtroepen die meer dan een decennium dreigt te zullen duren.

Had Obama eind 2008 iets beter geluisterd naar zijn Amerikaanse adviseurs in plaats van naar de marionet al-Maliki dan had de klus al lang kunnen geklaard zijn. ISI was toen, na een reeks aanvaringen met de Sons of Iraq van de auto-defensieve groep Awaking Anbar, nog geen 1.250 man sterk, had toen vrijwel nog geen Amerikaanse wapens buitgemaakt op de tinnen soldaatjes van al-Maliki, en kon zo onder de voet worden gelopen had Obama een paar Amerikaanse brigades naar Anbar gestuurd. Maar in plaats van troepen te sturen liet hij begaan, erger nog hij stopte plots iedere hulp aan de Sons of Iraq omdat de sektarisch denkende al-Maliki hen als soennieten verdacht had gemaakt bij de administratie van Obama.

Zowat iedere legercommandant weet ondertussen dat luchtaanvallen onmogelijk kunnen volstaan om het terroristenleger van de Islamitische Staat te verslaan. Dat bleek nog eens duidelijk op de bijeenkomst van legercommandanten van twintig landen op 14 oktober 2014 in Washington. Toen verklaarde de Nederlandse commandant Tom Middelknoop voor de NOS camera’s dat zonder het inzetten van grondtroepen de strijd tegen de Islamitische Staat decennia kon duren. Maar als Nobelprijs voor de Vrede dacht Obama er niet aan eigen grondtroepen te sturen. Dat moest een klus zijn voor het Iraakse leger, 5.400 hoger opgeleide strijders van het Vrije Syrische Leger en van de Koerdische Peshmerga.

Daardoor zit de wereld nu opgescheept met een surrealistisch schouwspel waar 62 landen het sterkste leger ter wereld moeten komen helpen om een zootje militair onopgeleid ongeregeld uit te schakelen dat het Franse Vreemdelingenlegioen op de grond destijds in zijn dooie eentje kan uitschakelen. Het no more American boots on the ground van Obama getuigt van een hypocrisie en laksheid die nog dateert uit de tijd van de Monroe doctrine. Dat op vier na alle Europese landen bereid waren om in de coalition of the willing mee te spelen illustreert nog maar eens het parasiteren van Europese legers onder de umbrella van Uncle Sam – iets wat nu al duurt sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. De logica van de situatie ware geweest dat de Amerikanen, die om Dick Cheney en zijn Halliburton ter wille te zijn, van Irak één grote puinhoop hadden gemaakt er zelf de rotzooi gingen opkuisen.

En als Obama de leepheid had gehad van een Angela Merkel en had willen vermijden dat extremistische moslims achteraf kwamen jammeren dat het westen hun droomkalifaat heeft vernietigd, dan had hij het militair commando toevertrouwd aan de Arabische Liga in plaats van aan zijn eigen Stars & Stripes CENTCOM. Amerikaanse instructeurs hadden dan in Saoedi-Arabië militaire training kunnen geven aan troepen uit Jordanië, de Verenigde Emiraten, Qatar, Bahrein en Saoedi-Arabië zelf. Want onder hun vijven hebben die meer dan genoeg F-16s om luchtaanvallen uit te oefenen, en voorts beschikken die vijf Golfstaten over voldoende petrodollars om desnoods een huurlingenleger van 100.000 man in te zetten voor de operaties op de grond. Bedrijven die dat soort troepen kunnen leveren staan ondertussen te springen om het vuile werk te mogen opknappen.

Nu riskeert Europa dat het na de vernietiging van het kalifaat het terrein wordt van terroristische aanslagen en onthoofdingen. Daarmee werd in Algerije trouwens al begonnen met de onthoofding van de Fransman Hervé Gourdel (zogezegd omdat Frankrijk deelneemt aan de raids op de Islamitische Staat). Europa riskeert een hoge prijs te betalen voor zijn slaafse transatlantische militaire politiek.

Merkwaardig is dat al dan niet westerse aanhangers van het kalifaat niet begrijpen waarom het westen hen wil uitschakelen. Ze beschouwen zichzelf als welzijnswerkers die naar Syrië zijn getrokken om de door Bashar al-Assad onderdrukte soennitische bevolking te helpen. De dood schrikt hen niet af want het is een eer voor jihadisten dat Allah hen heeft uitverkoren voor het martelaarschap. Een salafistische lezing van de Koran geeft hen de overtuiging dat ze het recht hebben om ongelovigen af te slachten. Die ongelovigen dat zijn dan de sjiietische moslims, de christenen, de Koerden, de Jezidi’s, ook de seculiere legers van Irak en Syrië, verder de Verenigde Staten en hun bondgenoten. De ellenlange lijst van wreedheden begaan in naam van het kalifaat zijn in hun ogen in het geheel geen wreedheden, ze doen gewoon wat de profeet Mohammed in zijn tijd deed, alsof de tijd veertien eeuwen heeft stilgestaan. Ze vinden zichzelf in het geheel niet werkelijkheidsvreemd: het zijn de ongelovige westerlingen die wereldvreemd zijn, die hen beletten hun werk als welzijnswerker te bemoeilijken.

Opgemerkt zij nog dat termen als ISIL (de Islamitische Staat van Irak en de Levant), ISIS en IS in de internationale pers door elkaar worden gebruikt. In het Verenigd Koninkrijk en in Frankrijk heeft men het doorgaans over ISIL, in de Verenigde Staten het meest over ISIS. De drie termen duiden geen geopolitiek afgebakende staat aan, maar slaan telkens op de terreurgroep van het kalifaat – groep die onmiskenbaar wortels heeft in al Qaida maar al Qaida boven het hoofd is gegroeid. Chronologisch gerangschikt is ISIL de oudste benaming die vanaf 8 april 2013. Dan volgt op eind april 2013, na de zogezegde samensmelting met al-Nusra, de term ISIS. En vanaf 29 juni 2014 heeft het kalifaat het over IS.Het heeft geduurd tot de onthoofding van de Amerikaanse journalist James Wright Foley alvorens de westerse wereld is ontwaakt. Pas nu realiseert men zich dat het op 29 juni 2014 zelfverklaarde kalifaat over een leger beschikt dat volgens Al Jazeera minstens 80.000 moedjahedien (jihadstrijders) rijk is – 50.000 in Syrië en 30.000 in Irak – onder hen ook 270 van de 340 Belgen en minstens 120 van de 140 Nederlanders die in Syrië zijn gaan vechten. Allicht zijn die cijfers over de troepensterkte overdreven en liggen cijfers als 20.000 (Syrië) en 15.000 (Irak) een stuk dichter bij de waarheid. Dat leger beschikt over een wapenarsenaal dat het veroverde op het Iraakse leger. Zowel de Franse president Hollande als Amerikaans minister van Defensie Chuck Hagel moesten na de terechtstelling van Foley schoorvoetend toegeven dat de IS (Islamic State) veel gevaarlijker is dan het ongeordende Al Qaida, dat nooit over een strak georganiseerd leger heeft kunnen beschikken. Voorlopig vormt het IS leger nog geen bedreiging voor het westen, maar er zijn weldegelijk fantasmagorische plannen om het kalifaat uit te breiden over heel het Midden-Oosten, over heel Noord-Afrika, en in Europa minstens over heel Spanje en Portugal. De zelfbenoemde kalief Ibrahim, in werkelijkheid Abu Bakr al-Baghdadi, had het in zijn toespraak in de Grote Moskee van al-Nuri in Mosoel op 2 juli 2014 over zijn plannen om het kalifaat uit te breiden tot in … Rome.

De grensoverschrijdende Islamitische Staat werd door geen enkel land erkend en kan economisch onmogelijk overleven omdat het zijn inkomsten moet halen uit olieverkoop, plunderingen, losgelden en afpersingen. ISIS mag dan al de rijkste terreurorganisatie ter wereld zijn, maar met meer dan twee miljard dollar, daarmee onderhoudt men geen staat. Beweringen dat de Islamitische Staat zich uitstrekt van heel Oost-Syrië tot de noordelijke helft van Irak zijn schromelijk overdreven: in werkelijkheid gaat het om een aantal veroverde steden en dorpen, nergens over hele provincies zoals goedkope propaganda laat geloven.

Het kalifaat zelf is een fictie, een droomverhaal voor salafisten, maar bestaat enkel in de hoofden van zijn uitsluitend Iraakse terroristische leiders. Geen van de notoire islamitische Schriftgeleerden die het heeft erkend. Het blijft een virtuele constructie waarmee geen enkele werkelijkheid mee overeen stemt.

De diepere oorzaak van de opkomst van een fenomeen als het kalifaat moet op twee vlakken worden gezocht. Vooreerst heeft het Amerikaans industrieel-militair complex grondig geblunderd tijdens de Sovjet bezetting van Afghanistan. Toen werden allerlei moedjahedien (ook die van Al Qaida) royaal gefinancierd door de Verenigde Staten. Finaal zijn ze groot geworden met Amerikaans geld. En dan was er de Irakoorlog (Tweede Golfoorlog die in 2003 begon). Het was een oorlog die zonder VN-mandaat werd gevoerd en die volslagen nodeloos was omdat er in het geheel geen massavernietigingswapens in Irak aanwezig waren, – een oorlog die er enkel kwam omdat de loopjongen van vicepresident Dick Cheney, George W. Bush, al contracten had getekend voor de wederopbouw van Irak toen de oorlog nog moest beginnen. Die oorlog heeft niet enkel geleid tot de terechtstelling van de soennitische dictator Saddam Hussein, maar ook tot een complete ontmanteling van het Iraakse leger.

Na de oorlog sloot het Amerikaanse industrieel-militair complex wel voor meer dan honderd miljoen dollar wapencontracten af met de aan de macht gebrachte marionettenregering van Nurmi al-Maliki op het eigenste moment dat een heel nieuw en onervaren leger er nauwelijks mee wist om te gaan. Het beleid van al-Maliki was een ware ramp voor het jonge nieuwe Iraakse leger. Of zoals de Amerikaanse NSA adviseur Tony Blinken het op 15 oktober 2014 in een interview met CBS News stelde: "The Iraqi forces, unfortunately, as a result of actions taken by the previous government, were in many aspects hollowed out. They were deprofessionalized. Competent commanders were moved out. Incompetent ones were moved in based on loyalty to the government."

Ondertussen voerde de visceraal sjiietische al-Maliki een bewind van repressie tegen alles wat soennitisch was. Gewezen militairen van Saddams leger richtten in Irak gewapende groepen op zoals het Naqshbandi leger terwijl anderen zich verzamelden rond de terreurgroep van Abu Musab al-Zarqawi, een oud-moedjahedien die in Afghanistan heeft mee gevochten tegen de Sovjet-bezetter. In confrontaties met goed getrainde ex-militairen van Saddam sloeg het onervaren en uitgeholde nieuwe Iraakse leger meerdere keren op de vlucht, waarbij wapens en tanks zo maar in handen vielen van de Naqshbandi en van de Al Qaida milities rond al-Zarqawi. Zo ontstond de eerste zwaar bewapende terreurgroep uit de Iraakse geschiedenis.

De Amerikaanse neoconservatieven, die zich krom hebben geijverd om in Irak toch maar een nodeloze Tweede Golfoorlog te ontketenen, hebben achteraf ongetwijfeld gelijk gekregen dat de opvolger van George W. Bush, president Barack Obama, ongelofelijk heeft geblunderd toen hij in december 2011 de laatste Amerikaanse troepen uit Irak wegtrok. Ondertussen hadden goed bewapende terroristen al vijf jaar eerder ISI uitgeroepen: de Islamitische Staat Irak, een terreurgroep waartegen het onervaren Iraakse leger uit het post-Saddam tijdvak, ondanks zijn overvloed aan Amerikaanse wapens, niet opgewassen was. Amerikaanse generaals hebben achteraf beschouwd gelijk gekregen dat er minstens 24.000 tot 36.000 Amerikaanse gevechtseenheden in Irak hadden moeten zijn gebleven om het nieuwe jonge Iraakse leger bij te staan in zijn strijd tegen de soennitische terreurgroep die ISI sinds 2006 geworden was.

De Verenigde Staten hebben in het Midden-Oosten sinds de Sovjet bezetting van Afghanistan in 1979 de ene blunder na de andere opgestapeld. Ze weigerden in te zien dat het onmogelijk is een democratie naar westers model op te dringen in landen met torenhoge religieuze tegenstellingen. De overgang van een dictatuur naar een democratie is een proces dat decennia lang begeleiding behoeft, niet iets dat na een paar jaar kan worden afgeblazen.

Toen in 2011 de Arabische Lente in de meeste moslimlanden doodgewoon de verkeerde kant op ging, en het duidelijk werd dat ze nog niet rijp waren voor een democratisch bewind, maakte Obama een nieuwe blunder toen hij in Syrië rebellengroepen ging steunen tegen het regime van Bashar al-Assad. Hierdoor kon de terreurgroep ISI, geleid door uitsluitend soennitische Irakezen uit het regime van Saddam Hussein, in het oosten van Syrië voet aan huis krijgen en sprak men niet langer van ISI, nu wel van ISIS (de Islamitische Staat van Irak en Syrië) die op 29 juni 2014 het zelfverklaarde grensoverschrijdende kalifaat uitriep met aan het hoofd de Irakees Abu Bakr al-Baghdadi, een oudgediende uit het regime van Saddam. Zo is het kalifaat de postume wraak geworden van Saddam Hussein.

De salafistische lezing van de Koran maakte het mogelijk dat IS (de Islamitische Staat, opvolger van ISIS) zich te buiten ging in een terreur die die van Maximilien Robespierre in het postrevolutionaire Frankrijk van de jaren 1790 ettelijke keren overschreed. Onthoofdingen (meer dan 6.000 in amper vier maanden tijd), kruisigingen, stenigingen, levend begraven worden, gijzelnemingen: het maakte plots deel uit van een in bloed ondergedompelde sharia zoals die door de zelfverklaarde kalief Ibrahim (voorheen Abu Bakr al-Baghdadi met zijn krijgsnaam, in werkelijkheid Ibrahim Awwad Ibrahim Ali al-Badri al-Samarra) werd gedecreteerd. De man zat vier jaar gevangen in een Amerikaans krijgskamp en leefde na zijn vrijlating als eensklapse emir een schimmig bestaan, ver verwijderd van pers en camera’s.

Er was eerst een genocide nodig op de Jezidi’s rond Sinjar – waarbij honderden vrouwen samen met hun kinderen levend begraven werden – alvorens president Obama besliste in Iraaks Koerdistan militair in te grijpen, zij het beperkt tot luchtaanvallen. Pas toen de terreurgroep IS ook overging tot de onthoofding van de Amerikaanse journalist James Foley – in identieke stijl als waarmee de jonge Amerikaanse zakenman Nick Berg tien jaar eerder was onthoofd door al-Zarqawi – ging Obama over tot een coalitieoorlog tegen het kalifaat, een operatie zonder grondtroepen die meer dan een decennium dreigt te zullen duren.

Had Obama eind 2008 iets beter geluisterd naar zijn Amerikaanse adviseurs in plaats van naar de marionet al-Maliki dan had de klus al lang kunnen geklaard zijn. ISI was toen, na een reeks aanvaringen met de Sons of Iraq van de auto-defensieve groep Awaking Anbar, nog geen 1.250 man sterk, had toen vrijwel nog geen Amerikaanse wapens buitgemaakt op de tinnen soldaatjes van al-Maliki, en kon zo onder de voet worden gelopen had Obama een paar Amerikaanse brigades naar Anbar gestuurd. Maar in plaats van troepen te sturen liet hij begaan, erger nog hij stopte plots iedere hulp aan de Sons of Iraq omdat de sektarisch denkende al-Maliki hen als soennieten verdacht had gemaakt bij de administratie van Obama.

Zowat iedere legercommandant weet ondertussen dat luchtaanvallen onmogelijk kunnen volstaan om het terroristenleger van de Islamitische Staat te verslaan. Dat bleek nog eens duidelijk op de bijeenkomst van legercommandanten van twintig landen op 14 oktober 2014 in Washington. Toen verklaarde de Nederlandse commandant Tom Middelknoop voor de NOS camera’s dat zonder het inzetten van grondtroepen de strijd tegen de Islamitische Staat decennia kon duren. Maar als Nobelprijs voor de Vrede dacht Obama er niet aan eigen grondtroepen te sturen. Dat moest een klus zijn voor het Iraakse leger, 5.400 hoger opgeleide strijders van het Vrije Syrische Leger en van de Koerdische Peshmerga.

Daardoor zit de wereld nu opgescheept met een surrealistisch schouwspel waar 62 landen het sterkste leger ter wereld moeten komen helpen om een zootje militair onopgeleid ongeregeld uit te schakelen dat het Franse Vreemdelingenlegioen op de grond destijds in zijn dooie eentje kan uitschakelen. Het no more American boots on the ground van Obama getuigt van een hypocrisie en laksheid die nog dateert uit de tijd van de Monroe doctrine. Dat op vier na alle Europese landen bereid waren om in de coalition of the willing mee te spelen illustreert nog maar eens het parasiteren van Europese legers onder de umbrella van Uncle Sam – iets wat nu al duurt sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. De logica van de situatie ware geweest dat de Amerikanen, die om Dick Cheney en zijn Halliburton ter wille te zijn, van Irak één grote puinhoop hadden gemaakt er zelf de rotzooi gingen opkuisen.

En als Obama de leepheid had gehad van een Angela Merkel en had willen vermijden dat extremistische moslims achteraf kwamen jammeren dat het westen hun droomkalifaat heeft vernietigd, dan had hij het militair commando toevertrouwd aan de Arabische Liga in plaats van aan zijn eigen Stars & Stripes CENTCOM. Amerikaanse instructeurs hadden dan in Saoedi-Arabië militaire training kunnen geven aan troepen uit Jordanië, de Verenigde Emiraten, Qatar, Bahrein en Saoedi-Arabië zelf. Want onder hun vijven hebben die meer dan genoeg F-16s om luchtaanvallen uit te oefenen, en voorts beschikken die vijf Golfstaten over voldoende petrodollars om desnoods een huurlingenleger van 100.000 man in te zetten voor de operaties op de grond. Bedrijven die dat soort troepen kunnen leveren staan ondertussen te springen om het vuile werk te mogen opknappen.

Nu riskeert Europa dat het na de vernietiging van het kalifaat het terrein wordt van terroristische aanslagen en onthoofdingen. Daarmee werd in Algerije trouwens al begonnen met de onthoofding van de Fransman Hervé Gourdel (zogezegd omdat Frankrijk deelneemt aan de raids op de Islamitische Staat). Europa riskeert een hoge prijs te betalen voor zijn slaafse transatlantische militaire politiek.

Merkwaardig is dat al dan niet westerse aanhangers van het kalifaat niet begrijpen waarom het westen hen wil uitschakelen. Ze beschouwen zichzelf als welzijnswerkers die naar Syrië zijn getrokken om de door Bashar al-Assad onderdrukte soennitische bevolking te helpen. De dood schrikt hen niet af want het is een eer voor jihadisten dat Allah hen heeft uitverkoren voor het martelaarschap. Een salafistische lezing van de Koran geeft hen de overtuiging dat ze het recht hebben om ongelovigen af te slachten. Die ongelovigen dat zijn dan de sjiietische moslims, de christenen, de Koerden, de Jezidi’s, ook de seculiere legers van Irak en Syrië, verder de Verenigde Staten en hun bondgenoten. De ellenlange lijst van wreedheden begaan in naam van het kalifaat zijn in hun ogen in het geheel geen wreedheden, ze doen gewoon wat de profeet Mohammed in zijn tijd deed, alsof de tijd veertien eeuwen heeft stilgestaan. Ze vinden zichzelf in het geheel niet werkelijkheidsvreemd: het zijn de ongelovige westerlingen die wereldvreemd zijn, die hen beletten hun werk als welzijnswerker te bemoeilijken.

Opgemerkt zij nog dat termen als ISIL (de Islamitische Staat van Irak en de Levant), ISIS en IS in de internationale pers door elkaar worden gebruikt. In het Verenigd Koninkrijk en in Frankrijk heeft men het doorgaans over ISIL, in de Verenigde Staten het meest over ISIS. De drie termen duiden geen geopolitiek afgebakende staat aan, maar slaan telkens op de terreurgroep van het kalifaat – groep die onmiskenbaar wortels heeft in al Qaida maar al Qaida boven het hoofd is gegroeid. Chronologisch gerangschikt is ISIL de oudste benaming die vanaf 8 april 2013. Dan volgt op eind april 2013, na de zogezegde samensmelting met al-Nusra, de term ISIS. En vanaf 29 juni 2014 heeft het kalifaat het over IS.Het heeft geduurd tot de onthoofding van de Amerikaanse journalist James Wright Foley alvorens de westerse wereld is ontwaakt. Pas nu realiseert men zich dat het op 29 juni 2014 zelfverklaarde kalifaat over een leger beschikt dat volgens Al Jazeera minstens 80.000 moedjahedien (jihadstrijders) rijk is – 50.000 in Syrië en 30.000 in Irak – onder hen ook 270 van de 340 Belgen en minstens 120 van de 140 Nederlanders die in Syrië zijn gaan vechten. Allicht zijn die cijfers over de troepensterkte overdreven en liggen cijfers als 20.000 (Syrië) en 15.000 (Irak) een stuk dichter bij de waarheid. Dat leger beschikt over een wapenarsenaal dat het veroverde op het Iraakse leger. Zowel de Franse president Hollande als Amerikaans minister van Defensie Chuck Hagel moesten na de terechtstelling van Foley schoorvoetend toegeven dat de IS (Islamic State) veel gevaarlijker is dan het ongeordende Al Qaida, dat nooit over een strak georganiseerd leger heeft kunnen beschikken. Voorlopig vormt het IS leger nog geen bedreiging voor het westen, maar er zijn weldegelijk fantasmagorische plannen om het kalifaat uit te breiden over heel het Midden-Oosten, over heel Noord-Afrika, en in Europa minstens over heel Spanje en Portugal. De zelfbenoemde kalief Ibrahim, in werkelijkheid Abu Bakr al-Baghdadi, had het in zijn toespraak in de Grote Moskee van al-Nuri in Mosoel op 2 juli 2014 over zijn plannen om het kalifaat uit te breiden tot in … Rome.

De grensoverschrijdende Islamitische Staat werd door geen enkel land erkend en kan economisch onmogelijk overleven omdat het zijn inkomsten moet halen uit olieverkoop, plunderingen, losgelden en afpersingen. ISIS mag dan al de rijkste terreurorganisatie ter wereld zijn, maar met meer dan twee miljard dollar, daarmee onderhoudt men geen staat. Beweringen dat de Islamitische Staat zich uitstrekt van heel Oost-Syrië tot de noordelijke helft van Irak zijn schromelijk overdreven: in werkelijkheid gaat het om een aantal veroverde steden en dorpen, nergens over hele provincies zoals goedkope propaganda laat geloven.

Het kalifaat zelf is een fictie, een droomverhaal voor salafisten, maar bestaat enkel in de hoofden van zijn uitsluitend Iraakse terroristische leiders. Geen van de notoire islamitische Schriftgeleerden die het heeft erkend. Het blijft een virtuele constructie waarmee geen enkele werkelijkheid mee overeen stemt.

De diepere oorzaak van de opkomst van een fenomeen als het kalifaat moet op twee vlakken worden gezocht. Vooreerst heeft het Amerikaans industrieel-militair complex grondig geblunderd tijdens de Sovjet bezetting van Afghanistan. Toen werden allerlei moedjahedien (ook die van Al Qaida) royaal gefinancierd door de Verenigde Staten. Finaal zijn ze groot geworden met Amerikaans geld. En dan was er de Irakoorlog (Tweede Golfoorlog die in 2003 begon). Het was een oorlog die zonder VN-mandaat werd gevoerd en die volslagen nodeloos was omdat er in het geheel geen massavernietigingswapens in Irak aanwezig waren, – een oorlog die er enkel kwam omdat de loopjongen van vicepresident Dick Cheney, George W. Bush, al contracten had getekend voor de wederopbouw van Irak toen de oorlog nog moest beginnen. Die oorlog heeft niet enkel geleid tot de terechtstelling van de soennitische dictator Saddam Hussein, maar ook tot een complete ontmanteling van het Iraakse leger.

Na de oorlog sloot het Amerikaanse industrieel-militair complex wel voor meer dan honderd miljoen dollar wapencontracten af met de aan de macht gebrachte marionettenregering van Nurmi al-Maliki op het eigenste moment dat een heel nieuw en onervaren leger er nauwelijks mee wist om te gaan. Het beleid van al-Maliki was een ware ramp voor het jonge nieuwe Iraakse leger. Of zoals de Amerikaanse NSA adviseur Tony Blinken het op 15 oktober 2014 in een interview met CBS News stelde: "The Iraqi forces, unfortunately, as a result of actions taken by the previous government, were in many aspects hollowed out. They were deprofessionalized. Competent commanders were moved out. Incompetent ones were moved in based on loyalty to the government."

Ondertussen voerde de visceraal sjiietische al-Maliki een bewind van repressie tegen alles wat soennitisch was. Gewezen militairen van Saddams leger richtten in Irak gewapende groepen op zoals het Naqshbandi leger terwijl anderen zich verzamelden rond de terreurgroep van Abu Musab al-Zarqawi, een oud-moedjahedien die in Afghanistan heeft mee gevochten tegen de Sovjet-bezetter. In confrontaties met goed getrainde ex-militairen van Saddam sloeg het onervaren en uitgeholde nieuwe Iraakse leger meerdere keren op de vlucht, waarbij wapens en tanks zo maar in handen vielen van de Naqshbandi en van de Al Qaida milities rond al-Zarqawi. Zo ontstond de eerste zwaar bewapende terreurgroep uit de Iraakse geschiedenis.

De Amerikaanse neoconservatieven, die zich krom hebben geijverd om in Irak toch maar een nodeloze Tweede Golfoorlog te ontketenen, hebben achteraf ongetwijfeld gelijk gekregen dat de opvolger van George W. Bush, president Barack Obama, ongelofelijk heeft geblunderd toen hij in december 2011 de laatste Amerikaanse troepen uit Irak wegtrok. Ondertussen hadden goed bewapende terroristen al vijf jaar eerder ISI uitgeroepen: de Islamitische Staat Irak, een terreurgroep waartegen het onervaren Iraakse leger uit het post-Saddam tijdvak, ondanks zijn overvloed aan Amerikaanse wapens, niet opgewassen was. Amerikaanse generaals hebben achteraf beschouwd gelijk gekregen dat er minstens 24.000 tot 36.000 Amerikaanse gevechtseenheden in Irak hadden moeten zijn gebleven om het nieuwe jonge Iraakse leger bij te staan in zijn strijd tegen de soennitische terreurgroep die ISI sinds 2006 geworden was.

De Verenigde Staten hebben in het Midden-Oosten sinds de Sovjet bezetting van Afghanistan in 1979 de ene blunder na de andere opgestapeld. Ze weigerden in te zien dat het onmogelijk is een democratie naar westers model op te dringen in landen met torenhoge religieuze tegenstellingen. De overgang van een dictatuur naar een democratie is een proces dat decennia lang begeleiding behoeft, niet iets dat na een paar jaar kan worden afgeblazen.

Toen in 2011 de Arabische Lente in de meeste moslimlanden doodgewoon de verkeerde kant op ging, en het duidelijk werd dat ze nog niet rijp waren voor een democratisch bewind, maakte Obama een nieuwe blunder toen hij in Syrië rebellengroepen ging steunen tegen het regime van Bashar al-Assad. Hierdoor kon de terreurgroep ISI, geleid door uitsluitend soennitische Irakezen uit het regime van Saddam Hussein, in het oosten van Syrië voet aan huis krijgen en sprak men niet langer van ISI, nu wel van ISIS (de Islamitische Staat van Irak en Syrië) die op 29 juni 2014 het zelfverklaarde grensoverschrijdende kalifaat uitriep met aan het hoofd de Irakees Abu Bakr al-Baghdadi, een oudgediende uit het regime van Saddam. Zo is het kalifaat de postume wraak geworden van Saddam Hussein.

De salafistische lezing van de Koran maakte het mogelijk dat IS (de Islamitische Staat, opvolger van ISIS) zich te buiten ging in een terreur die die van Maximilien Robespierre in het postrevolutionaire Frankrijk van de jaren 1790 ettelijke keren overschreed. Onthoofdingen (meer dan 6.000 in amper vier maanden tijd), kruisigingen, stenigingen, levend begraven worden, gijzelnemingen: het maakte plots deel uit van een in bloed ondergedompelde sharia zoals die door de zelfverklaarde kalief Ibrahim (voorheen Abu Bakr al-Baghdadi met zijn krijgsnaam, in werkelijkheid Ibrahim Awwad Ibrahim Ali al-Badri al-Samarra) werd gedecreteerd. De man zat vier jaar gevangen in een Amerikaans krijgskamp en leefde na zijn vrijlating als eensklapse emir een schimmig bestaan, ver verwijderd van pers en camera’s.

Er was eerst een genocide nodig op de Jezidi’s rond Sinjar – waarbij honderden vrouwen samen met hun kinderen levend begraven werden – alvorens president Obama besliste in Iraaks Koerdistan militair in te grijpen, zij het beperkt tot luchtaanvallen. Pas toen de terreurgroep IS ook overging tot de onthoofding van de Amerikaanse journalist James Foley – in identieke stijl als waarmee de jonge Amerikaanse zakenman Nick Berg tien jaar eerder was onthoofd door al-Zarqawi – ging Obama over tot een coalitieoorlog tegen het kalifaat, een operatie zonder grondtroepen die meer dan een decennium dreigt te zullen duren.

Had Obama eind 2008 iets beter geluisterd naar zijn Amerikaanse adviseurs in plaats van naar de marionet al-Maliki dan had de klus al lang kunnen geklaard zijn. ISI was toen, na een reeks aanvaringen met de Sons of Iraq van de auto-defensieve groep Awaking Anbar, nog geen 1.250 man sterk, had toen vrijwel nog geen Amerikaanse wapens buitgemaakt op de tinnen soldaatjes van al-Maliki, en kon zo onder de voet worden gelopen had Obama een paar Amerikaanse brigades naar Anbar gestuurd. Maar in plaats van troepen te sturen liet hij begaan, erger nog hij stopte plots iedere hulp aan de Sons of Iraq omdat de sektarisch denkende al-Maliki hen als soennieten verdacht had gemaakt bij de administratie van Obama.

Zowat iedere legercommandant weet ondertussen dat luchtaanvallen onmogelijk kunnen volstaan om het terroristenleger van de Islamitische Staat te verslaan. Dat bleek nog eens duidelijk op de bijeenkomst van legercommandanten van twintig landen op 14 oktober 2014 in Washington. Toen verklaarde de Nederlandse commandant Tom Middelknoop voor de NOS camera’s dat zonder het inzetten van grondtroepen de strijd tegen de Islamitische Staat decennia kon duren. Maar als Nobelprijs voor de Vrede dacht Obama er niet aan eigen grondtroepen te sturen. Dat moest een klus zijn voor het Iraakse leger, 5.400 hoger opgeleide strijders van het Vrije Syrische Leger en van de Koerdische Peshmerga.

Daardoor zit de wereld nu opgescheept met een surrealistisch schouwspel waar 62 landen het sterkste leger ter wereld moeten komen helpen om een zootje militair onopgeleid ongeregeld uit te schakelen dat het Franse Vreemdelingenlegioen op de grond destijds in zijn dooie eentje kan uitschakelen. Het no more American boots on the ground van Obama getuigt van een hypocrisie en laksheid die nog dateert uit de tijd van de Monroe doctrine. Dat op vier na alle Europese landen bereid waren om in de coalition of the willing mee te spelen illustreert nog maar eens het parasiteren van Europese legers onder de umbrella van Uncle Sam – iets wat nu al duurt sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. De logica van de situatie ware geweest dat de Amerikanen, die om Dick Cheney en zijn Halliburton ter wille te zijn, van Irak één grote puinhoop hadden gemaakt er zelf de rotzooi gingen opkuisen.

En als Obama de leepheid had gehad van een Angela Merkel en had willen vermijden dat extremistische moslims achteraf kwamen jammeren dat het westen hun droomkalifaat heeft vernietigd, dan had hij het militair commando toevertrouwd aan de Arabische Liga in plaats van aan zijn eigen Stars & Stripes CENTCOM. Amerikaanse instructeurs hadden dan in Saoedi-Arabië militaire training kunnen geven aan troepen uit Jordanië, de Verenigde Emiraten, Qatar, Bahrein en Saoedi-Arabië zelf. Want onder hun vijven hebben die meer dan genoeg F-16s om luchtaanvallen uit te oefenen, en voorts beschikken die vijf Golfstaten over voldoende petrodollars om desnoods een huurlingenleger van 100.000 man in te zetten voor de operaties op de grond. Bedrijven die dat soort troepen kunnen leveren staan ondertussen te springen om het vuile werk te mogen opknappen.

Nu riskeert Europa dat het na de vernietiging van het kalifaat het terrein wordt van terroristische aanslagen en onthoofdingen. Daarmee werd in Algerije trouwens al begonnen met de onthoofding van de Fransman Hervé Gourdel (zogezegd omdat Frankrijk deelneemt aan de raids op de Islamitische Staat). Europa riskeert een hoge prijs te betalen voor zijn slaafse transatlantische militaire politiek.

Merkwaardig is dat al dan niet westerse aanhangers van het kalifaat niet begrijpen waarom het westen hen wil uitschakelen. Ze beschouwen zichzelf als welzijnswerkers die naar Syrië zijn getrokken om de door Bashar al-Assad onderdrukte soennitische bevolking te helpen. De dood schrikt hen niet af want het is een eer voor jihadisten dat Allah hen heeft uitverkoren voor het martelaarschap. Een salafistische lezing van de Koran geeft hen de overtuiging dat ze het recht hebben om ongelovigen af te slachten. Die ongelovigen dat zijn dan de sjiietische moslims, de christenen, de Koerden, de Jezidi’s, ook de seculiere legers van Irak en Syrië, verder de Verenigde Staten en hun bondgenoten. De ellenlange lijst van wreedheden begaan in naam van het kalifaat zijn in hun ogen in het geheel geen wreedheden, ze doen gewoon wat de profeet Mohammed in zijn tijd deed, alsof de tijd veertien eeuwen heeft stilgestaan. Ze vinden zichzelf in het geheel niet werkelijkheidsvreemd: het zijn de ongelovige westerlingen die wereldvreemd zijn, die hen beletten hun werk als welzijnswerker te bemoeilijken.

Opgemerkt zij nog dat termen als ISIL (de Islamitische Staat van Irak en de Levant), ISIS en IS in de internationale pers door elkaar worden gebruikt. In het Verenigd Koninkrijk en in Frankrijk heeft men het doorgaans over ISIL, in de Verenigde Staten het meest over ISIS. De drie termen duiden geen geopolitiek afgebakende staat aan, maar slaan telkens op de terreurgroep van het kalifaat – groep die onmiskenbaar wortels heeft in al Qaida maar al Qaida boven het hoofd is gegroeid. Chronologisch gerangschikt is ISIL de oudste benaming die vanaf 8 april 2013. Dan volgt op eind april 2013, na de zogezegde samensmelting met al-Nusra, de term ISIS. En vanaf 29 juni 2014 heeft het kalifaat het over IS.Het heeft geduurd tot de onthoofding van de Amerikaanse journalist James Wright Foley alvorens de westerse wereld is ontwaakt. Pas nu realiseert men zich dat het op 29 juni 2014 zelfverklaarde kalifaat over een leger beschikt dat volgens Al Jazeera minstens 80.000 moedjahedien (jihadstrijders) rijk is – 50.000 in Syrië en 30.000 in Irak – onder hen ook 270 van de 340 Belgen en minstens 120 van de 140 Nederlanders die in Syrië zijn gaan vechten. Allicht zijn die cijfers over de troepensterkte overdreven en liggen cijfers als 20.000 (Syrië) en 15.000 (Irak) een stuk dichter bij de waarheid. Dat leger beschikt over een wapenarsenaal dat het veroverde op het Iraakse leger. Zowel de Franse president Hollande als Amerikaans minister van Defensie Chuck Hagel moesten na de terechtstelling van Foley schoorvoetend toegeven dat de IS (Islamic State) veel gevaarlijker is dan het ongeordende Al Qaida, dat nooit over een strak georganiseerd leger heeft kunnen beschikken. Voorlopig vormt het IS leger nog geen bedreiging voor het westen, maar er zijn weldegelijk fantasmagorische plannen om het kalifaat uit te breiden over heel het Midden-Oosten, over heel Noord-Afrika, en in Europa minstens over heel Spanje en Portugal. De zelfbenoemde kalief Ibrahim, in werkelijkheid Abu Bakr al-Baghdadi, had het in zijn toespraak in de Grote Moskee van al-Nuri in Mosoel op 2 juli 2014 over zijn plannen om het kalifaat uit te breiden tot in … Rome.

De grensoverschrijdende Islamitische Staat werd door geen enkel land erkend en kan economisch onmogelijk overleven omdat het zijn inkomsten moet halen uit olieverkoop, plunderingen, losgelden en afpersingen. ISIS mag dan al de rijkste terreurorganisatie ter wereld zijn, maar met meer dan twee miljard dollar, daarmee onderhoudt men geen staat. Beweringen dat de Islamitische Staat zich uitstrekt van heel Oost-Syrië tot de noordelijke helft van Irak zijn schromelijk overdreven: in werkelijkheid gaat het om een aantal veroverde steden en dorpen, nergens over hele provincies zoals goedkope propaganda laat geloven.

Het kalifaat zelf is een fictie, een droomverhaal voor salafisten, maar bestaat enkel in de hoofden van zijn uitsluitend Iraakse terroristische leiders. Geen van de notoire islamitische Schriftgeleerden die het heeft erkend. Het blijft een virtuele constructie waarmee geen enkele werkelijkheid mee overeen stemt.

De diepere oorzaak van de opkomst van een fenomeen als het kalifaat moet op twee vlakken worden gezocht. Vooreerst heeft het Amerikaans industrieel-militair complex grondig geblunderd tijdens de Sovjet bezetting van Afghanistan. Toen werden allerlei moedjahedien (ook die van Al Qaida) royaal gefinancierd door de Verenigde Staten. Finaal zijn ze groot geworden met Amerikaans geld. En dan was er de Irakoorlog (Tweede Golfoorlog die in 2003 begon). Het was een oorlog die zonder VN-mandaat werd gevoerd en die volslagen nodeloos was omdat er in het geheel geen massavernietigingswapens in Irak aanwezig waren, – een oorlog die er enkel kwam omdat de loopjongen van vicepresident Dick Cheney, George W. Bush, al contracten had getekend voor de wederopbouw van Irak toen de oorlog nog moest beginnen. Die oorlog heeft niet enkel geleid tot de terechtstelling van de soennitische dictator Saddam Hussein, maar ook tot een complete ontmanteling van het Iraakse leger.

Na de oorlog sloot het Amerikaanse industrieel-militair complex wel voor meer dan honderd miljoen dollar wapencontracten af met de aan de macht gebrachte marionettenregering van Nurmi al-Maliki op het eigenste moment dat een heel nieuw en onervaren leger er nauwelijks mee wist om te gaan. Het beleid van al-Maliki was een ware ramp voor het jonge nieuwe Iraakse leger. Of zoals de Amerikaanse NSA adviseur Tony Blinken het op 15 oktober 2014 in een interview met CBS News stelde: "The Iraqi forces, unfortunately, as a result of actions taken by the previous government, were in many aspects hollowed out. They were deprofessionalized. Competent commanders were moved out. Incompetent ones were moved in based on loyalty to the government."

Ondertussen voerde de visceraal sjiietische al-Maliki een bewind van repressie tegen alles wat soennitisch was. Gewezen militairen van Saddams leger richtten in Irak gewapende groepen op zoals het Naqshbandi leger terwijl anderen zich verzamelden rond de terreurgroep van Abu Musab al-Zarqawi, een oud-moedjahedien die in Afghanistan heeft mee gevochten tegen de Sovjet-bezetter. In confrontaties met goed getrainde ex-militairen van Saddam sloeg het onervaren en uitgeholde nieuwe Iraakse leger meerdere keren op de vlucht, waarbij wapens en tanks zo maar in handen vielen van de Naqshbandi en van de Al Qaida milities rond al-Zarqawi. Zo ontstond de eerste zwaar bewapende terreurgroep uit de Iraakse geschiedenis.

De Amerikaanse neoconservatieven, die zich krom hebben geijverd om in Irak toch maar een nodeloze Tweede Golfoorlog te ontketenen, hebben achteraf ongetwijfeld gelijk gekregen dat de opvolger van George W. Bush, president Barack Obama, ongelofelijk heeft geblunderd toen hij in december 2011 de laatste Amerikaanse troepen uit Irak wegtrok. Ondertussen hadden goed bewapende terroristen al vijf jaar eerder ISI uitgeroepen: de Islamitische Staat Irak, een terreurgroep waartegen het onervaren Iraakse leger uit het post-Saddam tijdvak, ondanks zijn overvloed aan Amerikaanse wapens, niet opgewassen was. Amerikaanse generaals hebben achteraf beschouwd gelijk gekregen dat er minstens 24.000 tot 36.000 Amerikaanse gevechtseenheden in Irak hadden moeten zijn gebleven om het nieuwe jonge Iraakse leger bij te staan in zijn strijd tegen de soennitische terreurgroep die ISI sinds 2006 geworden was.

De Verenigde Staten hebben in het Midden-Oosten sinds de Sovjet bezetting van Afghanistan in 1979 de ene blunder na de andere opgestapeld. Ze weigerden in te zien dat het onmogelijk is een democratie naar westers model op te dringen in landen met torenhoge religieuze tegenstellingen. De overgang van een dictatuur naar een democratie is een proces dat decennia lang begeleiding behoeft, niet iets dat na een paar jaar kan worden afgeblazen.

Toen in 2011 de Arabische Lente in de meeste moslimlanden doodgewoon de verkeerde kant op ging, en het duidelijk werd dat ze nog niet rijp waren voor een democratisch bewind, maakte Obama een nieuwe blunder toen hij in Syrië rebellengroepen ging steunen tegen het regime van Bashar al-Assad. Hierdoor kon de terreurgroep ISI, geleid door uitsluitend soennitische Irakezen uit het regime van Saddam Hussein, in het oosten van Syrië voet aan huis krijgen en sprak men niet langer van ISI, nu wel van ISIS (de Islamitische Staat van Irak en Syrië) die op 29 juni 2014 het zelfverklaarde grensoverschrijdende kalifaat uitriep met aan het hoofd de Irakees Abu Bakr al-Baghdadi, een oudgediende uit het regime van Saddam. Zo is het kalifaat de postume wraak geworden van Saddam Hussein.

De salafistische lezing van de Koran maakte het mogelijk dat IS (de Islamitische Staat, opvolger van ISIS) zich te buiten ging in een terreur die die van Maximilien Robespierre in het postrevolutionaire Frankrijk van de jaren 1790 ettelijke keren overschreed. Onthoofdingen (meer dan 6.000 in amper vier maanden tijd), kruisigingen, stenigingen, levend begraven worden, gijzelnemingen: het maakte plots deel uit van een in bloed ondergedompelde sharia zoals die door de zelfverklaarde kalief Ibrahim (voorheen Abu Bakr al-Baghdadi met zijn krijgsnaam, in werkelijkheid Ibrahim Awwad Ibrahim Ali al-Badri al-Samarra) werd gedecreteerd. De man zat vier jaar gevangen in een Amerikaans krijgskamp en leefde na zijn vrijlating als eensklapse emir een schimmig bestaan, ver verwijderd van pers en camera’s.

Er was eerst een genocide nodig op de Jezidi’s rond Sinjar – waarbij honderden vrouwen samen met hun kinderen levend begraven werden – alvorens president Obama besliste in Iraaks Koerdistan militair in te grijpen, zij het beperkt tot luchtaanvallen. Pas toen de terreurgroep IS ook overging tot de onthoofding van de Amerikaanse journalist James Foley – in identieke stijl als waarmee de jonge Amerikaanse zakenman Nick Berg tien jaar eerder was onthoofd door al-Zarqawi – ging Obama over tot een coalitieoorlog tegen het kalifaat, een operatie zonder grondtroepen die meer dan een decennium dreigt te zullen duren.

Had Obama eind 2008 iets beter geluisterd naar zijn Amerikaanse adviseurs in plaats van naar de marionet al-Maliki dan had de klus al lang kunnen geklaard zijn. ISI was toen, na een reeks aanvaringen met de Sons of Iraq van de auto-defensieve groep Awaking Anbar, nog geen 1.250 man sterk, had toen vrijwel nog geen Amerikaanse wapens buitgemaakt op de tinnen soldaatjes van al-Maliki, en kon zo onder de voet worden gelopen had Obama een paar Amerikaanse brigades naar Anbar gestuurd. Maar in plaats van troepen te sturen liet hij begaan, erger nog hij stopte plots iedere hulp aan de Sons of Iraq omdat de sektarisch denkende al-Maliki hen als soennieten verdacht had gemaakt bij de administratie van Obama.

Zowat iedere legercommandant weet ondertussen dat luchtaanvallen onmogelijk kunnen volstaan om het terroristenleger van de Islamitische Staat te verslaan. Dat bleek nog eens duidelijk op de bijeenkomst van legercommandanten van twintig landen op 14 oktober 2014 in Washington. Toen verklaarde de Nederlandse commandant Tom Middelknoop voor de NOS camera’s dat zonder het inzetten van grondtroepen de strijd tegen de Islamitische Staat decennia kon duren. Maar als Nobelprijs voor de Vrede dacht Obama er niet aan eigen grondtroepen te sturen. Dat moest een klus zijn voor het Iraakse leger, 5.400 hoger opgeleide strijders van het Vrije Syrische Leger en van de Koerdische Peshmerga.

Daardoor zit de wereld nu opgescheept met een surrealistisch schouwspel waar 62 landen het sterkste leger ter wereld moeten komen helpen om een zootje militair onopgeleid ongeregeld uit te schakelen dat het Franse Vreemdelingenlegioen op de grond destijds in zijn dooie eentje kan uitschakelen. Het no more American boots on the ground van Obama getuigt van een hypocrisie en laksheid die nog dateert uit de tijd van de Monroe doctrine. Dat op vier na alle Europese landen bereid waren om in de coalition of the willing mee te spelen illustreert nog maar eens het parasiteren van Europese legers onder de umbrella van Uncle Sam – iets wat nu al duurt sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. De logica van de situatie ware geweest dat de Amerikanen, die om Dick Cheney en zijn Halliburton ter wille te zijn, van Irak één grote puinhoop hadden gemaakt er zelf de rotzooi gingen opkuisen.

En als Obama de leepheid had gehad van een Angela Merkel en had willen vermijden dat extremistische moslims achteraf kwamen jammeren dat het westen hun droomkalifaat heeft vernietigd, dan had hij het militair commando toevertrouwd aan de Arabische Liga in plaats van aan zijn eigen Stars & Stripes CENTCOM. Amerikaanse instructeurs hadden dan in Saoedi-Arabië militaire training kunnen geven aan troepen uit Jordanië, de Verenigde Emiraten, Qatar, Bahrein en Saoedi-Arabië zelf. Want onder hun vijven hebben die meer dan genoeg F-16s om luchtaanvallen uit te oefenen, en voorts beschikken die vijf Golfstaten over voldoende petrodollars om desnoods een huurlingenleger van 100.000 man in te zetten voor de operaties op de grond. Bedrijven die dat soort troepen kunnen leveren staan ondertussen te springen om het vuile werk te mogen opknappen.

Nu riskeert Europa dat het na de vernietiging van het kalifaat het terrein wordt van terroristische aanslagen en onthoofdingen. Daarmee werd in Algerije trouwens al begonnen met de onthoofding van de Fransman Hervé Gourdel (zogezegd omdat Frankrijk deelneemt aan de raids op de Islamitische Staat). Europa riskeert een hoge prijs te betalen voor zijn slaafse transatlantische militaire politiek.

Merkwaardig is dat al dan niet westerse aanhangers van het kalifaat niet begrijpen waarom het westen hen wil uitschakelen. Ze beschouwen zichzelf als welzijnswerkers die naar Syrië zijn getrokken om de door Bashar al-Assad onderdrukte soennitische bevolking te helpen. De dood schrikt hen niet af want het is een eer voor jihadisten dat Allah hen heeft uitverkoren voor het martelaarschap. Een salafistische lezing van de Koran geeft hen de overtuiging dat ze het recht hebben om ongelovigen af te slachten. Die ongelovigen dat zijn dan de sjiietische moslims, de christenen, de Koerden, de Jezidi’s, ook de seculiere legers van Irak en Syrië, verder de Verenigde Staten en hun bondgenoten. De ellenlange lijst van wreedheden begaan in naam van het kalifaat zijn in hun ogen in het geheel geen wreedheden, ze doen gewoon wat de profeet Mohammed in zijn tijd deed, alsof de tijd veertien eeuwen heeft stilgestaan. Ze vinden zichzelf in het geheel niet werkelijkheidsvreemd: het zijn de ongelovige westerlingen die wereldvreemd zijn, die hen beletten hun werk als welzijnswerker te bemoeilijken.

Opgemerkt zij nog dat termen als ISIL (de Islamitische Staat van Irak en de Levant), ISIS en IS in de internationale pers door elkaar worden gebruikt. In het Verenigd Koninkrijk en in Frankrijk heeft men het doorgaans over ISIL, in de Verenigde Staten het meest over ISIS. De drie termen duiden geen geopolitiek afgebakende staat aan, maar slaan telkens op de terreurgroep van het kalifaat – groep die onmiskenbaar wortels heeft in al Qaida maar al Qaida boven het hoofd is gegroeid. Chronologisch gerangschikt is ISIL de oudste benaming die vanaf 8 april 2013. Dan volgt op eind april 2013, na de zogezegde samensmelting met al-Nusra, de term ISIS. En vanaf 29 juni 2014 heeft het kalifaat het over IS.Het heeft geduurd tot de onthoofding van de Amerikaanse journalist James Wright Foley alvorens de westerse wereld is ontwaakt. Pas nu realiseert men zich dat het op 29 juni 2014 zelfverklaarde kalifaat over een leger beschikt dat volgens Al Jazeera minstens 80.000 moedjahedien (jihadstrijders) rijk is – 50.000 in Syrië en 30.000 in Irak – onder hen ook 270 van de 340 Belgen en minstens 120 van de 140 Nederlanders die in Syrië zijn gaan vechten. Allicht zijn die cijfers over de troepensterkte overdreven en liggen cijfers als 20.000 (Syrië) en 15.000 (Irak) een stuk dichter bij de waarheid. Dat leger beschikt over een wapenarsenaal dat het veroverde op het Iraakse leger. Zowel de Franse president Hollande als Amerikaans minister van Defensie Chuck Hagel moesten na de terechtstelling van Foley schoorvoetend toegeven dat de IS (Islamic State) veel gevaarlijker is dan het ongeordende Al Qaida, dat nooit over een strak georganiseerd leger heeft kunnen beschikken. Voorlopig vormt het IS leger nog geen bedreiging voor het westen, maar er zijn weldegelijk fantasmagorische plannen om het kalifaat uit te breiden over heel het Midden-Oosten, over heel Noord-Afrika, en in Europa minstens over heel Spanje en Portugal. De zelfbenoemde kalief Ibrahim, in werkelijkheid Abu Bakr al-Baghdadi, had het in zijn toespraak in de Grote Moskee van al-Nuri in Mosoel op 2 juli 2014 over zijn plannen om het kalifaat uit te breiden tot in … Rome.

De grensoverschrijdende Islamitische Staat werd door geen enkel land erkend en kan economisch onmogelijk overleven omdat het zijn inkomsten moet halen uit olieverkoop, plunderingen, losgelden en afpersingen. ISIS mag dan al de rijkste terreurorganisatie ter wereld zijn, maar met meer dan twee miljard dollar, daarmee onderhoudt men geen staat. Beweringen dat de Islamitische Staat zich uitstrekt van heel Oost-Syrië tot de noordelijke helft van Irak zijn schromelijk overdreven: in werkelijkheid gaat het om een aantal veroverde steden en dorpen, nergens over hele provincies zoals goedkope propaganda laat geloven.

Het kalifaat zelf is een fictie, een droomverhaal voor salafisten, maar bestaat enkel in de hoofden van zijn uitsluitend Iraakse terroristische leiders. Geen van de notoire islamitische Schriftgeleerden die het heeft erkend. Het blijft een virtuele constructie waarmee geen enkele werkelijkheid mee overeen stemt.

De diepere oorzaak van de opkomst van een fenomeen als het kalifaat moet op twee vlakken worden gezocht. Vooreerst heeft het Amerikaans industrieel-militair complex grondig geblunderd tijdens de Sovjet bezetting van Afghanistan. Toen werden allerlei moedjahedien (ook die van Al Qaida) royaal gefinancierd door de Verenigde Staten. Finaal zijn ze groot geworden met Amerikaans geld. En dan was er de Irakoorlog (Tweede Golfoorlog die in 2003 begon). Het was een oorlog die zonder VN-mandaat werd gevoerd en die volslagen nodeloos was omdat er in het geheel geen massavernietigingswapens in Irak aanwezig waren, – een oorlog die er enkel kwam omdat de loopjongen van vicepresident Dick Cheney, George W. Bush, al contracten had getekend voor de wederopbouw van Irak toen de oorlog nog moest beginnen. Die oorlog heeft niet enkel geleid tot de terechtstelling van de soennitische dictator Saddam Hussein, maar ook tot een complete ontmanteling van het Iraakse leger.

Na de oorlog sloot het Amerikaanse industrieel-militair complex wel voor meer dan honderd miljoen dollar wapencontracten af met de aan de macht gebrachte marionettenregering van Nurmi al-Maliki op het eigenste moment dat een heel nieuw en onervaren leger er nauwelijks mee wist om te gaan. Het beleid van al-Maliki was een ware ramp voor het jonge nieuwe Iraakse leger. Of zoals de Amerikaanse NSA adviseur Tony Blinken het op 15 oktober 2014 in een interview met CBS News stelde: "The Iraqi forces, unfortunately, as a result of actions taken by the previous government, were in many aspects hollowed out. They were deprofessionalized. Competent commanders were moved out. Incompetent ones were moved in based on loyalty to the government."

Ondertussen voerde de visceraal sjiietische al-Maliki een bewind van repressie tegen alles wat soennitisch was. Gewezen militairen van Saddams leger richtten in Irak gewapende groepen op zoals het Naqshbandi leger terwijl anderen zich verzamelden rond de terreurgroep van Abu Musab al-Zarqawi, een oud-moedjahedien die in Afghanistan heeft mee gevochten tegen de Sovjet-bezetter. In confrontaties met goed getrainde ex-militairen van Saddam sloeg het onervaren en uitgeholde nieuwe Iraakse leger meerdere keren op de vlucht, waarbij wapens en tanks zo maar in handen vielen van de Naqshbandi en van de Al Qaida milities rond al-Zarqawi. Zo ontstond de eerste zwaar bewapende terreurgroep uit de Iraakse geschiedenis.

De Amerikaanse neoconservatieven, die zich krom hebben geijverd om in Irak toch maar een nodeloze Tweede Golfoorlog te ontketenen, hebben achteraf ongetwijfeld gelijk gekregen dat de opvolger van George W. Bush, president Barack Obama, ongelofelijk heeft geblunderd toen hij in december 2011 de laatste Amerikaanse troepen uit Irak wegtrok. Ondertussen hadden goed bewapende terroristen al vijf jaar eerder ISI uitgeroepen: de Islamitische Staat Irak, een terreurgroep waartegen het onervaren Iraakse leger uit het post-Saddam tijdvak, ondanks zijn overvloed aan Amerikaanse wapens, niet opgewassen was. Amerikaanse generaals hebben achteraf beschouwd gelijk gekregen dat er minstens 24.000 tot 36.000 Amerikaanse gevechtseenheden in Irak hadden moeten zijn gebleven om het nieuwe jonge Iraakse leger bij te staan in zijn strijd tegen de soennitische terreurgroep die ISI sinds 2006 geworden was.

De Verenigde Staten hebben in het Midden-Oosten sinds de Sovjet bezetting van Afghanistan in 1979 de ene blunder na de andere opgestapeld. Ze weigerden in te zien dat het onmogelijk is een democratie naar westers model op te dringen in landen met torenhoge religieuze tegenstellingen. De overgang van een dictatuur naar een democratie is een proces dat decennia lang begeleiding behoeft, niet iets dat na een paar jaar kan worden afgeblazen.

Toen in 2011 de Arabische Lente in de meeste moslimlanden doodgewoon de verkeerde kant op ging, en het duidelijk werd dat ze nog niet rijp waren voor een democratisch bewind, maakte Obama een nieuwe blunder toen hij in Syrië rebellengroepen ging steunen tegen het regime van Bashar al-Assad. Hierdoor kon de terreurgroep ISI, geleid door uitsluitend soennitische Irakezen uit het regime van Saddam Hussein, in het oosten van Syrië voet aan huis krijgen en sprak men niet langer van ISI, nu wel van ISIS (de Islamitische Staat van Irak en Syrië) die op 29 juni 2014 het zelfverklaarde grensoverschrijdende kalifaat uitriep met aan het hoofd de Irakees Abu Bakr al-Baghdadi, een oudgediende uit het regime van Saddam. Zo is het kalifaat de postume wraak geworden van Saddam Hussein.

De salafistische lezing van de Koran maakte het mogelijk dat IS (de Islamitische Staat, opvolger van ISIS) zich te buiten ging in een terreur die die van Maximilien Robespierre in het postrevolutionaire Frankrijk van de jaren 1790 ettelijke keren overschreed. Onthoofdingen (meer dan 6.000 in amper vier maanden tijd), kruisigingen, stenigingen, levend begraven worden, gijzelnemingen: het maakte plots deel uit van een in bloed ondergedompelde sharia zoals die door de zelfverklaarde kalief Ibrahim (voorheen Abu Bakr al-Baghdadi met zijn krijgsnaam, in werkelijkheid Ibrahim Awwad Ibrahim Ali al-Badri al-Samarra) werd gedecreteerd. De man zat vier jaar gevangen in een Amerikaans krijgskamp en leefde na zijn vrijlating als eensklapse emir een schimmig bestaan, ver verwijderd van pers en camera’s.

Er was eerst een genocide nodig op de Jezidi’s rond Sinjar – waarbij honderden vrouwen samen met hun kinderen levend begraven werden – alvorens president Obama besliste in Iraaks Koerdistan militair in te grijpen, zij het beperkt tot luchtaanvallen. Pas toen de terreurgroep IS ook overging tot de onthoofding van de Amerikaanse journalist James Foley – in identieke stijl als waarmee de jonge Amerikaanse zakenman Nick Berg tien jaar eerder was onthoofd door al-Zarqawi – ging Obama over tot een coalitieoorlog tegen het kalifaat, een operatie zonder grondtroepen die meer dan een decennium dreigt te zullen duren.

Had Obama eind 2008 iets beter geluisterd naar zijn Amerikaanse adviseurs in plaats van naar de marionet al-Maliki dan had de klus al lang kunnen geklaard zijn. ISI was toen, na een reeks aanvaringen met de Sons of Iraq van de auto-defensieve groep Awaking Anbar, nog geen 1.250 man sterk, had toen vrijwel nog geen Amerikaanse wapens buitgemaakt op de tinnen soldaatjes van al-Maliki, en kon zo onder de voet worden gelopen had Obama een paar Amerikaanse brigades naar Anbar gestuurd. Maar in plaats van troepen te sturen liet hij begaan, erger nog hij stopte plots iedere hulp aan de Sons of Iraq omdat de sektarisch denkende al-Maliki hen als soennieten verdacht had gemaakt bij de administratie van Obama.

Zowat iedere legercommandant weet ondertussen dat luchtaanvallen onmogelijk kunnen volstaan om het terroristenleger van de Islamitische Staat te verslaan. Dat bleek nog eens duidelijk op de bijeenkomst van legercommandanten van twintig landen op 14 oktober 2014 in Washington. Toen verklaarde de Nederlandse commandant Tom Middelknoop voor de NOS camera’s dat zonder het inzetten van grondtroepen de strijd tegen de Islamitische Staat decennia kon duren. Maar als Nobelprijs voor de Vrede dacht Obama er niet aan eigen grondtroepen te sturen. Dat moest een klus zijn voor het Iraakse leger, 5.400 hoger opgeleide strijders van het Vrije Syrische Leger en van de Koerdische Peshmerga.

Daardoor zit de wereld nu opgescheept met een surrealistisch schouwspel waar 62 landen het sterkste leger ter wereld moeten komen helpen om een zootje militair onopgeleid ongeregeld uit te schakelen dat het Franse Vreemdelingenlegioen op de grond destijds in zijn dooie eentje kan uitschakelen. Het no more American boots on the ground van Obama getuigt van een hypocrisie en laksheid die nog dateert uit de tijd van de Monroe doctrine. Dat op vier na alle Europese landen bereid waren om in de coalition of the willing mee te spelen illustreert nog maar eens het parasiteren van Europese legers onder de umbrella van Uncle Sam – iets wat nu al duurt sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. De logica van de situatie ware geweest dat de Amerikanen, die om Dick Cheney en zijn Halliburton ter wille te zijn, van Irak één grote puinhoop hadden gemaakt er zelf de rotzooi gingen opkuisen.

En als Obama de leepheid had gehad van een Angela Merkel en had willen vermijden dat extremistische moslims achteraf kwamen jammeren dat het westen hun droomkalifaat heeft vernietigd, dan had hij het militair commando toevertrouwd aan de Arabische Liga in plaats van aan zijn eigen Stars & Stripes CENTCOM. Amerikaanse instructeurs hadden dan in Saoedi-Arabië militaire training kunnen geven aan troepen uit Jordanië, de Verenigde Emiraten, Qatar, Bahrein en Saoedi-Arabië zelf. Want onder hun vijven hebben die meer dan genoeg F-16s om luchtaanvallen uit te oefenen, en voorts beschikken die vijf Golfstaten over voldoende petrodollars om desnoods een huurlingenleger van 100.000 man in te zetten voor de operaties op de grond. Bedrijven die dat soort troepen kunnen leveren staan ondertussen te springen om het vuile werk te mogen opknappen.

Nu riskeert Europa dat het na de vernietiging van het kalifaat het terrein wordt van terroristische aanslagen en onthoofdingen. Daarmee werd in Algerije trouwens al begonnen met de onthoofding van de Fransman Hervé Gourdel (zogezegd omdat Frankrijk deelneemt aan de raids op de Islamitische Staat). Europa riskeert een hoge prijs te betalen voor zijn slaafse transatlantische militaire politiek.

Merkwaardig is dat al dan niet westerse aanhangers van het kalifaat niet begrijpen waarom het westen hen wil uitschakelen. Ze beschouwen zichzelf als welzijnswerkers die naar Syrië zijn getrokken om de door Bashar al-Assad onderdrukte soennitische bevolking te helpen. De dood schrikt hen niet af want het is een eer voor jihadisten dat Allah hen heeft uitverkoren voor het martelaarschap. Een salafistische lezing van de Koran geeft hen de overtuiging dat ze het recht hebben om ongelovigen af te slachten. Die ongelovigen dat zijn dan de sjiietische moslims, de christenen, de Koerden, de Jezidi’s, ook de seculiere legers van Irak en Syrië, verder de Verenigde Staten en hun bondgenoten. De ellenlange lijst van wreedheden begaan in naam van het kalifaat zijn in hun ogen in het geheel geen wreedheden, ze doen gewoon wat de profeet Mohammed in zijn tijd deed, alsof de tijd veertien eeuwen heeft stilgestaan. Ze vinden zichzelf in het geheel niet werkelijkheidsvreemd: het zijn de ongelovige westerlingen die wereldvreemd zijn, die hen beletten hun werk als welzijnswerker te bemoeilijken.

Opgemerkt zij nog dat termen als ISIL (de Islamitische Staat van Irak en de Levant), ISIS en IS in de internationale pers door elkaar worden gebruikt. In het Verenigd Koninkrijk en in Frankrijk heeft men het doorgaans over ISIL, in de Verenigde Staten het meest over ISIS. De drie termen duiden geen geopolitiek afgebakende staat aan, maar slaan telkens op de terreurgroep van het kalifaat – groep die onmiskenbaar wortels heeft in al Qaida maar al Qaida boven het hoofd is gegroeid. Chronologisch gerangschikt is ISIL de oudste benaming die vanaf 8 april 2013. Dan volgt op eind april 2013, na de zogezegde samensmelting met al-Nusra, de term ISIS. En vanaf 29 juni 2014 heeft het kalifaat het over IS.Het heeft geduurd tot de onthoofding van de Amerikaanse journalist James Wright Foley alvorens de westerse wereld is ontwaakt. Pas nu realiseert men zich dat het op 29 juni 2014 zelfverklaarde kalifaat over een leger beschikt dat volgens Al Jazeera minstens 80.000 moedjahedien (jihadstrijders) rijk is – 50.000 in Syrië en 30.000 in Irak – onder hen ook 270 van de 340 Belgen en minstens 120 van de 140 Nederlanders die in Syrië zijn gaan vechten. Allicht zijn die cijfers over de troepensterkte overdreven en liggen cijfers als 20.000 (Syrië) en 15.000 (Irak) een stuk dichter bij de waarheid. Dat leger beschikt over een wapenarsenaal dat het veroverde op het Iraakse leger. Zowel de Franse president Hollande als Amerikaans minister van Defensie Chuck Hagel moesten na de terechtstelling van Foley schoorvoetend toegeven dat de IS (Islamic State) veel gevaarlijker is dan het ongeordende Al Qaida, dat nooit over een strak georganiseerd leger heeft kunnen beschikken. Voorlopig vormt het IS leger nog geen bedreiging voor het westen, maar er zijn weldegelijk fantasmagorische plannen om het kalifaat uit te breiden over heel het Midden-Oosten, over heel Noord-Afrika, en in Europa minstens over heel Spanje en Portugal. De zelfbenoemde kalief Ibrahim, in werkelijkheid Abu Bakr al-Baghdadi, had het in zijn toespraak in de Grote Moskee van al-Nuri in Mosoel op 2 juli 2014 over zijn plannen om het kalifaat uit te breiden tot in … Rome.

De grensoverschrijdende Islamitische Staat werd door geen enkel land erkend en kan economisch onmogelijk overleven omdat het zijn inkomsten moet halen uit olieverkoop, plunderingen, losgelden en afpersingen. ISIS mag dan al de rijkste terreurorganisatie ter wereld zijn, maar met meer dan twee miljard dollar, daarmee onderhoudt men geen staat. Beweringen dat de Islamitische Staat zich uitstrekt van heel Oost-Syrië tot de noordelijke helft van Irak zijn schromelijk overdreven: in werkelijkheid gaat het om een aantal veroverde steden en dorpen, nergens over hele provincies zoals goedkope propaganda laat geloven.

Het kalifaat zelf is een fictie, een droomverhaal voor salafisten, maar bestaat enkel in de hoofden van zijn uitsluitend Iraakse terroristische leiders. Geen van de notoire islamitische Schriftgeleerden die het heeft erkend. Het blijft een virtuele constructie waarmee geen enkele werkelijkheid mee overeen stemt.

De diepere oorzaak van de opkomst van een fenomeen als het kalifaat moet op twee vlakken worden gezocht. Vooreerst heeft het Amerikaans industrieel-militair complex grondig geblunderd tijdens de Sovjet bezetting van Afghanistan. Toen werden allerlei moedjahedien (ook die van Al Qaida) royaal gefinancierd door de Verenigde Staten. Finaal zijn ze groot geworden met Amerikaans geld. En dan was er de Irakoorlog (Tweede Golfoorlog die in 2003 begon). Het was een oorlog die zonder VN-mandaat werd gevoerd en die volslagen nodeloos was omdat er in het geheel geen massavernietigingswapens in Irak aanwezig waren, – een oorlog die er enkel kwam omdat de loopjongen van vicepresident Dick Cheney, George W. Bush, al contracten had getekend voor de wederopbouw van Irak toen de oorlog nog moest beginnen. Die oorlog heeft niet enkel geleid tot de terechtstelling van de soennitische dictator Saddam Hussein, maar ook tot een complete ontmanteling van het Iraakse leger.

Na de oorlog sloot het Amerikaanse industrieel-militair complex wel voor meer dan honderd miljoen dollar wapencontracten af met de aan de macht gebrachte marionettenregering van Nurmi al-Maliki op het eigenste moment dat een heel nieuw en onervaren leger er nauwelijks mee wist om te gaan. Het beleid van al-Maliki was een ware ramp voor het jonge nieuwe Iraakse leger. Of zoals de Amerikaanse NSA adviseur Tony Blinken het op 15 oktober 2014 in een interview met CBS News stelde: "The Iraqi forces, unfortunately, as a result of actions taken by the previous government, were in many aspects hollowed out. They were deprofessionalized. Competent commanders were moved out. Incompetent ones were moved in based on loyalty to the government."

Ondertussen voerde de visceraal sjiietische al-Maliki een bewind van repressie tegen alles wat soennitisch was. Gewezen militairen van Saddams leger richtten in Irak gewapende groepen op zoals het Naqshbandi leger terwijl anderen zich verzamelden rond de terreurgroep van Abu Musab al-Zarqawi, een oud-moedjahedien die in Afghanistan heeft mee gevochten tegen de Sovjet-bezetter. In confrontaties met goed getrainde ex-militairen van Saddam sloeg het onervaren en uitgeholde nieuwe Iraakse leger meerdere keren op de vlucht, waarbij wapens en tanks zo maar in handen vielen van de Naqshbandi en van de Al Qaida milities rond al-Zarqawi. Zo ontstond de eerste zwaar bewapende terreurgroep uit de Iraakse geschiedenis.

De Amerikaanse neoconservatieven, die zich krom hebben geijverd om in Irak toch maar een nodeloze Tweede Golfoorlog te ontketenen, hebben achteraf ongetwijfeld gelijk gekregen dat de opvolger van George W. Bush, president Barack Obama, ongelofelijk heeft geblunderd toen hij in december 2011 de laatste Amerikaanse troepen uit Irak wegtrok. Ondertussen hadden goed bewapende terroristen al vijf jaar eerder ISI uitgeroepen: de Islamitische Staat Irak, een terreurgroep waartegen het onervaren Iraakse leger uit het post-Saddam tijdvak, ondanks zijn overvloed aan Amerikaanse wapens, niet opgewassen was. Amerikaanse generaals hebben achteraf beschouwd gelijk gekregen dat er minstens 24.000 tot 36.000 Amerikaanse gevechtseenheden in Irak hadden moeten zijn gebleven om het nieuwe jonge Iraakse leger bij te staan in zijn strijd tegen de soennitische terreurgroep die ISI sinds 2006 geworden was.

De Verenigde Staten hebben in het Midden-Oosten sinds de Sovjet bezetting van Afghanistan in 1979 de ene blunder na de andere opgestapeld. Ze weigerden in te zien dat het onmogelijk is een democratie naar westers model op te dringen in landen met torenhoge religieuze tegenstellingen. De overgang van een dictatuur naar een democratie is een proces dat decennia lang begeleiding behoeft, niet iets dat na een paar jaar kan worden afgeblazen.

Toen in 2011 de Arabische Lente in de meeste moslimlanden doodgewoon de verkeerde kant op ging, en het duidelijk werd dat ze nog niet rijp waren voor een democratisch bewind, maakte Obama een nieuwe blunder toen hij in Syrië rebellengroepen ging steunen tegen het regime van Bashar al-Assad. Hierdoor kon de terreurgroep ISI, geleid door uitsluitend soennitische Irakezen uit het regime van Saddam Hussein, in het oosten van Syrië voet aan huis krijgen en sprak men niet langer van ISI, nu wel van ISIS (de Islamitische Staat van Irak en Syrië) die op 29 juni 2014 het zelfverklaarde grensoverschrijdende kalifaat uitriep met aan het hoofd de Irakees Abu Bakr al-Baghdadi, een oudgediende uit het regime van Saddam. Zo is het kalifaat de postume wraak geworden van Saddam Hussein.

De salafistische lezing van de Koran maakte het mogelijk dat IS (de Islamitische Staat, opvolger van ISIS) zich te buiten ging in een terreur die die van Maximilien Robespierre in het postrevolutionaire Frankrijk van de jaren 1790 ettelijke keren overschreed. Onthoofdingen (meer dan 6.000 in amper vier maanden tijd), kruisigingen, stenigingen, levend begraven worden, gijzelnemingen: het maakte plots deel uit van een in bloed ondergedompelde sharia zoals die door de zelfverklaarde kalief Ibrahim (voorheen Abu Bakr al-Baghdadi met zijn krijgsnaam, in werkelijkheid Ibrahim Awwad Ibrahim Ali al-Badri al-Samarra) werd gedecreteerd. De man zat vier jaar gevangen in een Amerikaans krijgskamp en leefde na zijn vrijlating als eensklapse emir een schimmig bestaan, ver verwijderd van pers en camera’s.

Er was eerst een genocide nodig op de Jezidi’s rond Sinjar – waarbij honderden vrouwen samen met hun kinderen levend begraven werden – alvorens president Obama besliste in Iraaks Koerdistan militair in te grijpen, zij het beperkt tot luchtaanvallen. Pas toen de terreurgroep IS ook overging tot de onthoofding van de Amerikaanse journalist James Foley – in identieke stijl als waarmee de jonge Amerikaanse zakenman Nick Berg tien jaar eerder was onthoofd door al-Zarqawi – ging Obama over tot een coalitieoorlog tegen het kalifaat, een operatie zonder grondtroepen die meer dan een decennium dreigt te zullen duren.

Had Obama eind 2008 iets beter geluisterd naar zijn Amerikaanse adviseurs in plaats van naar de marionet al-Maliki dan had de klus al lang kunnen geklaard zijn. ISI was toen, na een reeks aanvaringen met de Sons of Iraq van de auto-defensieve groep Awaking Anbar, nog geen 1.250 man sterk, had toen vrijwel nog geen Amerikaanse wapens buitgemaakt op de tinnen soldaatjes van al-Maliki, en kon zo onder de voet worden gelopen had Obama een paar Amerikaanse brigades naar Anbar gestuurd. Maar in plaats van troepen te sturen liet hij begaan, erger nog hij stopte plots iedere hulp aan de Sons of Iraq omdat de sektarisch denkende al-Maliki hen als soennieten verdacht had gemaakt bij de administratie van Obama.

Zowat iedere legercommandant weet ondertussen dat luchtaanvallen onmogelijk kunnen volstaan om het terroristenleger van de Islamitische Staat te verslaan. Dat bleek nog eens duidelijk op de bijeenkomst van legercommandanten van twintig landen op 14 oktober 2014 in Washington. Toen verklaarde de Nederlandse commandant Tom Middelknoop voor de NOS camera’s dat zonder het inzetten van grondtroepen de strijd tegen de Islamitische Staat decennia kon duren. Maar als Nobelprijs voor de Vrede dacht Obama er niet aan eigen grondtroepen te sturen. Dat moest een klus zijn voor het Iraakse leger, 5.400 hoger opgeleide strijders van het Vrije Syrische Leger en van de Koerdische Peshmerga.

Daardoor zit de wereld nu opgescheept met een surrealistisch schouwspel waar 62 landen het sterkste leger ter wereld moeten komen helpen om een zootje militair onopgeleid ongeregeld uit te schakelen dat het Franse Vreemdelingenlegioen op de grond destijds in zijn dooie eentje kan uitschakelen. Het no more American boots on the ground van Obama getuigt van een hypocrisie en laksheid die nog dateert uit de tijd van de Monroe doctrine. Dat op vier na alle Europese landen bereid waren om in de coalition of the willing mee te spelen illustreert nog maar eens het parasiteren van Europese legers onder de umbrella van Uncle Sam – iets wat nu al duurt sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. De logica van de situatie ware geweest dat de Amerikanen, die om Dick Cheney en zijn Halliburton ter wille te zijn, van Irak één grote puinhoop hadden gemaakt er zelf de rotzooi gingen opkuisen.

En als Obama de leepheid had gehad van een Angela Merkel en had willen vermijden dat extremistische moslims achteraf kwamen jammeren dat het westen hun droomkalifaat heeft vernietigd, dan had hij het militair commando toevertrouwd aan de Arabische Liga in plaats van aan zijn eigen Stars & Stripes CENTCOM. Amerikaanse instructeurs hadden dan in Saoedi-Arabië militaire training kunnen geven aan troepen uit Jordanië, de Verenigde Emiraten, Qatar, Bahrein en Saoedi-Arabië zelf. Want onder hun vijven hebben die meer dan genoeg F-16s om luchtaanvallen uit te oefenen, en voorts beschikken die vijf Golfstaten over voldoende petrodollars om desnoods een huurlingenleger van 100.000 man in te zetten voor de operaties op de grond. Bedrijven die dat soort troepen kunnen leveren staan ondertussen te springen om het vuile werk te mogen opknappen.

Nu riskeert Europa dat het na de vernietiging van het kalifaat het terrein wordt van terroristische aanslagen en onthoofdingen. Daarmee werd in Algerije trouwens al begonnen met de onthoofding van de Fransman Hervé Gourdel (zogezegd omdat Frankrijk deelneemt aan de raids op de Islamitische Staat). Europa riskeert een hoge prijs te betalen voor zijn slaafse transatlantische militaire politiek.

Merkwaardig is dat al dan niet westerse aanhangers van het kalifaat niet begrijpen waarom het westen hen wil uitschakelen. Ze beschouwen zichzelf als welzijnswerkers die naar Syrië zijn getrokken om de door Bashar al-Assad onderdrukte soennitische bevolking te helpen. De dood schrikt hen niet af want het is een eer voor jihadisten dat Allah hen heeft uitverkoren voor het martelaarschap. Een salafistische lezing van de Koran geeft hen de overtuiging dat ze het recht hebben om ongelovigen af te slachten. Die ongelovigen dat zijn dan de sjiietische moslims, de christenen, de Koerden, de Jezidi’s, ook de seculiere legers van Irak en Syrië, verder de Verenigde Staten en hun bondgenoten. De ellenlange lijst van wreedheden begaan in naam van het kalifaat zijn in hun ogen in het geheel geen wreedheden, ze doen gewoon wat de profeet Mohammed in zijn tijd deed, alsof de tijd veertien eeuwen heeft stilgestaan. Ze vinden zichzelf in het geheel niet werkelijkheidsvreemd: het zijn de ongelovige westerlingen die wereldvreemd zijn, die hen beletten hun werk als welzijnswerker te bemoeilijken.

Opgemerkt zij nog dat termen als ISIL (de Islamitische Staat van Irak en de Levant), ISIS en IS in de internationale pers door elkaar worden gebruikt. In het Verenigd Koninkrijk en in Frankrijk heeft men het doorgaans over ISIL, in de Verenigde Staten het meest over ISIS. De drie termen duiden geen geopolitiek afgebakende staat aan, maar slaan telkens op de terreurgroep van het kalifaat – groep die onmiskenbaar wortels heeft in al Qaida maar al Qaida boven het hoofd is gegroeid. Chronologisch gerangschikt is ISIL de oudste benaming die vanaf 8 april 2013. Dan volgt op eind april 2013, na de zogezegde samensmelting met al-Nusra, de term ISIS. En vanaf 29 juni 2014 heeft het kalifaat het over IS.

Een reactie posten

0 Reacties