LEIDT DE HUIDIGE CHINESE BEURSCRISIS MORGEN TOT DE INEENSTORTING VAN DE WERELDECONOMIE?

Een groot gevaar voor de wereldeconomie als geheel ontstaat als de Chinese overheid er niet in slaagt de in juli 2015 duidelijk geworden beurs- en bankencrisis onder controle te houden. En er zijn voldoende redenen om te stellen dat de Chinese overheid daarin niet zal slagen. In China ontwikkelde zich immers een ander soort casinokapitalisme dan in het Westen. Daar zijn de gokkers niet de door greed verteerde bankiers die met andermans geld gokken op allerlei soorten bankderivaten, wel de gokverslaafde begoede jongeren van beneden de 35 uit de steden die met eigen geld – vaak geleend geld – gokken op allerlei binnenlandse aandelen. Dit heeft geleid tot een onverantwoorde inflatie ter beurze. Met de verlaagde risico-aversie van de westerse bankiers, correspondeert in China een quasi risico-aversieloze economie waar de Rede en de goede huisvader ver te zoeken zijn. VRT journalist Stefaan Blommaert schrijft hierover:

“Het zijn vooral kapitaalkrachtige jongeren die zich op de aandelenmarkt hebben gestort. In het eerste kwartaal van dit jaar werden ruim 60% van de nieuwe aandelenrekeningen in China geopend door mensen van onder de 35. In tegenstelling tot de Chinese ouderen – die zich traditioneel met sparen en investeren bezighouden – hebben ze weinig ervaring, en beschouwen ze beleggen op de beurs vaak letterlijk als een spel. Een spel waar behoorlijk veel mee te verdienen valt. De Chinese regering heeft de publieke belangstelling voor de aandelenmarkt de voorbije jaren enthousiast gestimuleerd. In door de overheid gecontroleerde kranten verschenen met de regelmaat van de klok artikels en commentaren over de opportuniteiten op de beurs. Er werden fondsen ter beschikking gesteld waaruit geld kon worden geleend om er vervolgens aandelen mee te kopen. Individuele investeerders die niet in aanmerking kwamen voor dergelijke leningen vonden wel schaduwbedrijfjes die geld aanboden, tegen een torenhoge interest wel te verstaan. En natuurlijk waren er ook de grote beleggers, privébedrijven en banken maar vooral overheidsagentschappen die massaal inzetten op de beurs.”

Dat dit een reuzengroot probleem wordt voor de wereldeconomie valt gemakkelijk in te zien. De Verenigde Staten zijn wegens hun chronisch tekort op de lopende rekeningen voor hun investeringen deels aangewezen op de chronisch gewaande overschotten op de lopende rekeningen van China. Als het tot een ineenstorting van de beurzen van Shangai en Shenzen komt – die zich tot elkaar verhouden als de S&P500 en de Nasdaq100 – gevolgd door een onvermijdelijke Chinese bankencrisis, zal dit de pril herlevende Amerikaanse economie in zijn val meesleuren. De vraag is niet zozeer of dit al dan niet zal gebeuren, dan wanneer het zal gebeuren. En als het gebeurt zal het vertrouwen in de Amerikaanse dollar, de eerste reservemunt in de wereld, een enorme deuk krijgen op het eigenste ogenblik dat in het no system van het internationaal muntverkeer geen enkele andere valuta klaar staat om de rol van de dollar over te nemen: niet de euro van het (twist)zieke door Duitstand geleide Europa, niet de yen van de door schulden verteerde Japanse economie, niet het pond sterling van een Britse economie die denkt eeuwig te kunnen blijven verder werken met een geldmultiplicator van rond de 20.

De groeivoeten van 10 tot 12 procent van de Chinese economie die tussen 1992 en het begin van de Grote Recessie in 2008 nog schering en inslag waren, behoren definitief tot het verleden. Het IMF voorziet het deze keer wel correct als het stelt dat een groeivoet van 5 tot 6 procent van de Chinese economie tegen 2020 meer dan waarschijnlijk is. Tussen 2013 en medio 2015 was die groeivoet al gedaald tot een gemiddelde van 7,2 procent (6,9 procent in juli 2015). De SCI (Shanghai Composite Index) steeg over dezelfde periode van 2½ jaar wel met 250 procent, dat is tegen een jaargemiddelde dat meer dan tien keer hoger ligt dan dit van de economische groei. Binnenlandse aandelen zijn daardoor grenzeloos overgewaardeerd. Heel anders verging het de Chinese beurzen tussen 1994 en 2013: toen steeg de SCI met amper 24 procent in 20 jaar tijd, veel trager dus dan de economische groei.

In de week van 2 tot 8 juli 2015 ging er volgens Patrick Chovanec (zie hoofdstuk 5 van deel I) al 3.900 miljard yuan van de 43.000 miljard yuan Chinees spaargeld (als berekend door de Chinese econoom Wu Jinglian) verloren. Op maandag 27 juli ging er op Shanghai nog eens in één dag tijd, bij een daling van de SCI met 8,5 procent, nog eens 1.040 miljard yuan verloren, dat is drie keer zoveel als de complete Griekse staatsschuld waarmee het zieke Europa hopeloos worstelt (zie Appendix II). De Chinese overheid koestert de illusie dat door haar kapitaalcontrole de binnenlandse beurshandel nog steeds controleerbaar is als had ze nooit de verhelderende analyse van de marxistische economen Kōzō Uno en Thomas T. Sekine (zie hoofdstuk 4 van deel I) gelezen. Het is niet omdat men bij een verlies van meer dan 10 procent de beurshandel kan stilleggen en institutionele beleggers kan verplichten in prijs gezakte aandelen op te kopen dat men in China door overheidsingrijpen een aan de gang zijnde beurskrach kan blijven controleren. Stefan Blommaert schrijft: “Alles is controleerbaar in een communistische biotoop, dus ook de hoogmis van het kapitalisme, de aandelenmarkt.” Ik laat hem graag die illusie, maar mijn algemene theorie van de langdurige economische crises bewijst dat ook in een communistische biotoop, die verworden is tot casinokapitalisme, de crisis onbeheersbaar is geworden.

De volgende stap is trouwens even voorspelbaar. Chinese banken zullen zich straks willen indekken tegen te verwachten beursdalingen door een beroep te doen op de bankderivaten die de westerse economie deden ontaarden in casinokapitalisme. Tot nog toe waren de 710.000 miljard dollar bankderivaten hoofdzakelijk het speeltje van Europese en Amerikaanse bankiers. Als Chinese banken straks hetzelfde perverse spel meespelen, en zich bijvoorbeeld gaan storten op credit default swaps wordt de Chinese economie een tweevoudig casinokapitalisme: een eerste keer door de gokkende beleggers, een tweede keer door de gokkende banken. En dan zou ik niet mogen zeggen dat ik wel de kop van deze crisis zie, maar nergens de staart. Ik vrees dus dat het ergste nog moet komen.

Een reactie posten

0 Reacties