WERELDGESCHIEDENIS ANDERS BEKEKEN

(uit de inleiding van mijn nieuwste boek over Postmodernitneit; wie het wil lezen melde zich aan op politiek2@gmail.com en kan helpen mijn onderzoek te financieren)

2. Wereldgeschiedenis als een geschiedenis van de arbeidsverdeling
Zoals de hele geschiedenis is ook een onderdeel ervan – de historie van de dominerende samenlevingsvormen zoals ze bestudeerd worden door de sociale dynamica – geen chronologisch proces maar in werkelijkheid een diachronisch proces. Wie de geschiedenis bekijkt als een reeks kwalitatieve veranderingen in de arbeidsverdeling zal tot een zesvoudige indeling komen. De oudste arbeidsverdeling, die bijna een miljoen jaar is blijven bestaan, tot de ontdekking van het vuur, was de nomisch natuurlijke arbeidsverdeling. Met nomisch (een term uit de sociologie) wordt bedoeld een situatie waar de overgrote meerderheid van de mensen spontaan de heersende sociale en culturele normen als vanzelfsprekend aanvaardt. Het tegengestelde daarvan is anomisch, een situatie waar de meerderheid van de mensen de sociale en culturele normen niet langer als vanzelfsprekend aanvaardt, waar een bepaalde vorm van arbeidsverdeling afgedwongen wordt zodat er spanningen ontstaan en zodat er een gevoel van normloosheid heerst. Onder natuurlijke arbeidsverdeling wordt verstaan dat de arbeid er wordt verdeeld tussen beide geslachten, waarbij het product van de arbeid van de man – de buit bij de jacht – onzeker is en dat van de arbeid van de vrouw – het domesticeren van dieren en het waken over de voorraadschuren – zeker is. Die vorm van arbeidsverdeling, die soms oercommunisme wordt genoemd heeft bestaan van circa 1,8 miljoen jaar geleden tot 800.000 à 1 miljoen jaar geleden, en komt nergens ter wereld nog voor.

Met de ontdekking van het vuur wordt de natuurlijke arbeidsverdeling anomisch. Vuur zorgt niet enkel voor verwarming bij koud weer of voor verlichting in het donker maar kan ook gebruikt worden om metalen te smelten. Hierdoor wordt het product van de arbeid van de man plots niet langer onzeker en begint een periode waar matrilineaire familiestructuren worden vervangen door patrilineaire. De mens, die tot voorheen een kuddedier was geweest, ontdekt pas nu het woordje “ik”, al heeft hij zowat een miljoen jaar nodig gehad om tot die ontdekking te komen. Er ontstaat een nieuwe arbeidsverdeling waarbij de man misbruik maakt van zijn fysieke overwicht om de vrouw te domineren. De nieuwe arbeidsverdeling, een gevolg van de tegenstelling cru-cuit, is anomisch ten opzichte van de vrouw. Antropologen als Claude Lévi-Strauss, Margaret Mead en Bronislaw Malinowski ontdekten in de loop van de 20ste eeuw nog primitieve stammen die nog steeds leefden als de meerderheid van de mensen van 800.000 jaar geleden tot ongeveer 5.000 jaar geleden. Die nieuwe vorm van samenleving wordt soms het repressieve oercommunisme genoemd.

Al die tijd leefden mensen in kleine groepjes die het eigen grondgebied bewaakten. Botsen ze bij toeval op soortgenoten van andere stammen, dan werd daar weinig spel van gemaakt. De vreemdeling werd of verjaagd of doodgewoon de kop in geklopt en opgegeten (kannibalisme). Maar nu de mens steeds meer vertrouwd geraakte met het woordje “ik” bedachten de eerste stamhoofden een heel andere behandeling. In plaats van de vreemdeling op te eten zette men hem gevangen, werd hij eigendom van de stam en liet men hem taken uitvoeren. Hierdoor werd het plots lonend andere stammen op te zoeken en die te verslaan. De mens ontdekte iets geheel nieuw: oorlog. De nieuwe arbeidsverdeling was niet langer de natuurlijke, gesteund op het verschil tussen mannen en vrouwen, het werd een anomisch sociale arbeidsverdeling waarbij het collectieve bewustzijn – het belang van de groep, van de stam – ondergeschikt werd aan het individuele bewustzijn van het stamhoofd. Zo ontstond de slavenhoudersmaatschappij. Volgens de chronologische geschiedschrijving heeft die vorm van arbeidsverdeling bestaan van ca. 3.500 BC tot de Val van het West-Romeinse Rijk in 476. Maar wie met de structuralisten de geschiedschrijving diachronisch benadert zal vaststellen dat de slavernij veel langer is blijven bestaan. Tijdens de 17de eeuw, al vanaf 1637 (de Gouden Eeuw ten tijde van de Republiek) ontwikkelde zich een Trans-Atlantische driehoekshandel waarbij vooral specerijen in Afrika werden geruild voor negerslaven die dan in de Nieuwe Wereld tegen grof geld werden verkocht. Het heeft nog tot 1808 geduurd alvorens die lucratieve Nederlandse slavenhandel werd afgeschaft. In de Verenigde Staten werd de slavernij pas afgeschaft na de Amerikaanse burgeroorlog van 1861 tot 1865. Ook in Rusland bleef de slavernij bestaan tot in de 19de eeuw tot tsaar Alexander II ze in 1861 afschafte. De koloniale slavernij duurde zelfs voort tot het begin van de 20ste eeuw. En ondanks alle internationale verdragen bleef slavernij in bepaalde delen van de wereld tot op vandaag bestaan. Volgens de Walk Free Foundation die jaarlijks de Global Slavery Index publiceert leefden in 2015 nog 29,8 miljoen mensen in slavernij. In India gaat het om 13,9 miljoen mensen die meestal slachtoffer zijn van schuldslavernij. In Mauretanië leeft 4 procent van de bevolking tot vandaag in slavernij. De virtuele Islamitische Staat heeft ondanks alle voorschriften van de Koran de seksslavernij hoog op de agenda gezet, enzovoort.

In West-Europa ontstond tijdens de Middeleeuwen de nomisch sociale arbeidsverdeling waar horigen en laten corvee moesten doen binnen een feodale maatschappij die minstens stand heeft gehouden tot de eerste Industriële Omwenteling rond 1775. Brainwashing door de Kerk en landeigenaren zorgde ervoor dat de nieuwe arbeidsverdeling waarbij arbeid niet geldelijk werd vergoed, wel in natura, ook bij de verschillende gilden, min of meer als spontaan en natuurlijk werd aanvaard. Ook deze vorm van arbeidsverdeling is in sommige delen van de wereld tot op vandaag blijven bestaan.

Met de eerste Industriële Omwenteling ontstond de anomisch technische arbeidsverdeling waarbij arbeid wel geldelijk werd vergoed, zij het aanvankelijk tegen een hongerloon. Productieprocessen waren behoorlijk ingewikkeld geworden en vergden in toenemende mate technische specialisatie. Ondernemers die er, onder voorwaarden van volkomen concurrentie, in slaagden een zelfde hoeveelheid te produceren met een geringere inzet van menselijke energie dan hun concurrenten konden een meerwaarde realiseren die op de markt getransformeerd werd in winst die enkel de eigenaars van productiemiddelen – de kapitalisten dus – te beurt viel. De kapitalistische maatschappij verving de feodale. De volkomen concurrentie hield in de meest geïndustrialiseerde landen als dominerende marktvorm stand tot het einde van de 19de eeuw. Ze werd vervangen door een oligopolie- en monopoliekapitalisme waarbij ruilwaren konden worden verkocht boven hun ruilwaarde, zodat de meerwaardevorming er fors opliep. De kapitalistische arbeidsverdeling ging vaak gepaard met sociale conflicten en was een gedwongen arbeidsverdeling van de anomische soort. Onder de anomisch technische arbeidsverdeling ontstonden drie samenlevingsvormen. De eerste was de traditionele samenleving waar het huwelijk inderdaad nog de hoeksteen van de gezonde maatschappij was en duurde in Amerika van 1780 tot de Roaring Twenties. In Europa begint de Moderniteit pas dertig jaar later, rond 1950. Ze houdt er stand tot ongeveer 1980 als de Postmoderniteit begint door te breken. Die verspreidt zich daarna ongelijk in de westerse wereld. De graad van postmoderniteit laat zich meten aan de hand van minstens acht verklarende factoren, zoals blijkt uit Tabel 1 en Tabel 2.

De verschillen tussen de bestudeerde landen zijn groot. In vijf landen ligt de graad van postmoderniteit boven de 80 procent, in de vier Scandinavische landen plus Nederland. In zes andere landen ligt die graad van postmoderniteit boven de 70 procent: in Luxemburg, Frankrijk, België,IJsland, het Verenigd Koninkrijk en België. In vier bestudeerde Europese landen ligt de graad van postmoderniteit onder de 20 procent. In Griekenland, Kroatië, Roemenië en Turkije. Daar is de postmoderniteit nog niet doorgebroken. Het meest achtergebleven land is ongetwijfeld Turkije (waar zelfs de moderniteit nog niet ten volle is doorgebroken). De aanzienlijke verschillen tussen de verschillende Europese landen zijn een duidelijke aanwijzing dat de sociale processen, als bestudeerd door de sociale dynamica, diachronische processen zijn. Analoge berekeningen werden doorgevoerd voor de Verenigde Staten, Canada, Mexico, Cuba, Rusland, China, Zuid-Korea, Japan en Australië. Daar werd volgende graad van postmoderniteit gevonden:

● Canada 76,1 procent ● Zuid-Korea 61,3 procent ● China 28,7 procent
● Verenigde Staten 72,9 procent ● Australië 57,6 procent ● Mexico 11,1 procent
● Japan 67,5 procent ● Rusland 38,5 procent ● Cuba 9,8 procent

Postmoderniteit is voorlopig de meest recente samenlevingsvorm die zich ten tijde van de anomische technische arbeidsverdeling heeft gemanifesteerd. Ze is de opvolger van de moderniteit die zelf de opvolger van de traditionele samenleving was. Postmoderniteit mag niet worden verward met postmodernisme dat een periodecode in de kunst was, ook een (trieste) manier van filosofisch denken dat zich vooral heeft verspreid tussen 1970 en 1995 in Frankrijk – een idiote manier van denken die voorhield dat in de wetenschap algemene theorieën niet langer mogelijk zijn en dat er in een gedicht meer cognitieve waarheid verscholen zit dan in het complete Standard Model van de Fysica. De postmoderne filosofie is, met enige recul bekeken, een staaltje van hoogdravende nonsens geweest, ware het alleen nog maar omdat ze ontkende dat in de menswetenschap algemene theorieën onmogelijk zijn, als had het baanbrekend werk van Jürgen Habermas en Niklas Luhmann geen cognitieve betekenis.

Onder invloed van het marxisme ontstond in de wereldgeschiedenis ook nog een zesde vorm van arbeidsdeling, de nomisch technische arbeidsverdeling. Die werd voor het eerst in de Sovjet-Unie ingevoerd in 1917 en verdween er met de Val van de Muur in 1989. De werkende bevolking werd er wijsgemaakt dat het een vorm van nomische arbeidsverdeling was die spontaan was ontstaan en niet door de overheid werd afgedwongen. Maar in werkelijkheid ging het niet om communisme, wel integendeel om staatskapitalisme. Op papier heerst er nog steeds communisme in de Volksrepubliek China, maar dat komt dan enkel maar omdat papier er zeer gewillig is (geen wonder, want het papier werd juist in China uitgevonden). Harde vormen van communisme zijn na de Val van de Muur nog een korte tijd blijven voortbestaan in Cuba en in Albanië, maar zijn ondertussen ook daar verdwenen. Enkel in het totaal geïsoleerde Noord-Korea is de nomisch technische arbeidsverdeling tot op vandaag blijven voortbestaan. Tot een afsterven van de staat, zoals Marx voorspelde, heeft het zeker niet geleid, wel tot een verpletterend staatsapparaat gecontroleerd door de gewetenloze machtsclique rond de vereerde Leider.

Een reactie posten

0 Reacties